Via de wet van 22 april 2016 hervormt de wetgever het hypothecair krediet en het consumentenkrediet. Hij voegt sommige bepalingen ervan toe aan verschillende boeken van het Wetboek van Economisch Recht (WER). De hoofdbrok in de wet van 22 april 2016 is de verdere omzetting van de hypothekenrichtlijn in Belgisch recht. De nieuwe regeling wordt van toepassing op 1 december 2016.
De verdere omzetting van de hypothekenrichtlijn (Mortgage Credit Directive, afgekort ‘MCD-richtlijn’) in Belgisch recht zorgt in de Belgische regelgeving voor een verschuiving van het toepassingsgebied tussen consumentenkrediet en hypothecair krediet.
Bijvoorbeeld: een autofinanciering die door een kredietgever werd toegestaan als een hernieuwde kredietopneming onder de dekking van een hypotheek voor alle sommen, zal vanaf 1 december 2016 beschouwd moeten worden als een hypothecair krediet, terwijl deze verrichting tot nog toe werd beschouwd als een consumentenkrediet.
Een ander belangrijk element in deze nieuwe wet is de koppelverkoop versus de gebundelde verkoop van kredietovereenkomsten.
Vanuit het oogpunt van consumentenbescherming is de invoering van het Europees gestandaardiseerd informatieblad (ESIS), waarmee de kredietgever of -bemiddelaar de consument gratis informatie op maat moet verstrekken, dan weer een heel belangrijk punt.
De nieuwe wet bevat ook nog de regeling over de wederbeleggingsvergoedingen.
En ze houdt ook rekening met de weerslag van dit alles op de informatieverwerking van en bij de Centrale voor Kredieten aan Particulieren.
Tenslotte stemt ze de burgerlijke sancties en de strafsancties af op de nieuwe regeling, en past ze de bevoegdheden van de Koning aan voor het nemen van uitvoeringsbesluiten.
De wet van 22 april 2016 vervangt onder meer het volledige hoofdstuk over het hypothecair krediet in het WER (art. 24, wet van 22 april 2016).
Komen daarin aan bod:
De wet van 22 april 2016 zet dus hoofdzakelijk de hypothekenrichtlijn verder om in Belgisch recht. Deze richtlijn is van toepassing op kredietovereenkomsten die worden aangegaan vanaf 21 maart 2016.
Ze bevat een reglementair kader voor woningkredietovereenkomsten en toezichtvoorschriften en prudentiële regels voor kredietgevers en kredietbemiddelaars.
De toezichtvoorschriften en prudentiële regels werden al eerder omgezet in titel 4, hoofdstuk 4 ‘Toegang tot de activiteit van kredietgevers en de kredietbemiddelaars’ van boek VII. Van het WER (wet van 19 april 2014 en KB van 19 april 2014).
De hypothekenrichtlijn herneemt echter niet alle aspecten van het hypothecair krediet. De bestaande bepalingen van de ‘wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet’, die zijn hernomen in boek VII van het WER, en de hieraan gekoppelde uitvoeringsbesluiten, zijn grotendeels complementair aan de richtlijn en waren eveneens aan een grondige herziening toe.
Bovendien zorgt de hypothekenrichtlijn voor een verschuiving van het toepassingsgebied tussen consumentenkrediet en hypothecair krediet (zie hoger).
De richtlijn bevat ook een aantal verduidelijkingen/interpretaties over verantwoorde kredietverstrekking en het bepalen van het jaarlijks kostenpercentage, die ook hun weerslag hebben op het consumentenkrediet.
De regels over de schatting van het onroerend goed die de hypothekenrichtlijn voorziet, zullen via een afzonderlijke regelgeving worden aangevuld.
De omzetting van de regels voor de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage wordt opgenomen in het ‘KB van 4 augustus 1992 over de kosten, de percentages, de duur en de terugbetalingsmodaliteiten van het consumentenkrediet’, dat zal worden herschreven in functie van het hypothecair krediet.
Conform de richtlijn verbiedt de wet van 22 april 2016 koppelverkoop (nieuw art. VII.147, WER). Bij koppelverkoop kan de kredietgever de consument verplichten een welbepaalde soort (schuldsaldo)verzekeringsovereenkomst af te sluiten bij de verzekeraar die hij aanduidt.
De consument mag echter niet verplicht worden om in het raam van het sluiten van een kredietovereenkomst om ook andere overeenkomsten af te sluiten.
Gebundelde verkoop is wel toegelaten. Bij gebundelde verkoop (nieuw art. VII.146, WER) is er geen enkele verplichting. De kredietgever biedt de consument wel de mogelijkheid om een aantal nevendiensten af te nemen zoals een zichtrekening, een brandverzekering, een kluis, maar ook een aangehecht contract onder de vorm van bv. een schuldsaldoverzekering waaraan doorgaans dan een verminderd tarief is gekoppeld. De consument krijgt met andere woorden een voordelig pakket van diensten.
Om de consument beter te informeren en te beschermen verplicht de wet van 22 april 2016 de kredietgever en de kredietbemiddelaar om gratis gepersonaliseerde informatie over te maken aan de consument. Met die informatie wordt een Europees gestandaardiseerd informatieblad (ESIS) opgesteld dat de consument kan gebruiken om de beschikbare kredietproducten te vergelijken en de respectievelijke gevolgen ervan te beoordelen, om zo een geïnformeerde beslissing te kunnen nemen of hij de overeenkomst wil afsluiten.
Van de inhoud van dit formulier kan niet afgeweken worden.
De wet van 22 april 2016 bevat heel wat overgangsbepalingen.
De Koning kan de data in deze overgangsbepalingen maximaal met 1 jaar verlengen.
De wet van 22 april 2016 heft het ‘KB van 5 februari 1993 houdende diverse bepalingen tot uitvoering van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet’ volledig op vanaf 1 december 2016.
De wet van 22 april 2016 treedt in werking op 1 december 2016.
Bron: Wet van 22 april 2016 houdende wijziging en invoeging van bepalingen inzake consumentenkrediet en hypothecair krediet in verschillende boeken van het Wetboek van economisch recht, BS 4 mei 2016.
Zie ook:
– Koninklijk besluit van 19 april 2014 tot bepaling van de inwerkingtreding van de wet van 19 april 2014 houdende invoeging van boek VII ?Betalings- en kredietdiensten? in het Wetboek van economisch recht, houdende invoeging van de definities eigen aan boek VII en van de straffen voor de inbreuken op boek VII, in de boeken I en XV van het Wetboek van economisch recht en houdende diverse andere bepalingen, en van de wet van 19 april 2014 tot organisatie van de verhaalmiddelen tegen sommige beslissingen van de FSMA genomen met toepassing van boek VII of van boek XV van het Wetboek van economisch recht, en tot wijziging van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, BS 28 mei 2014.
– Wet van 19 april 2014 houdende invoeging van boek VII ?Betalings- en kredietdiensten? in het Wetboek van economisch recht, houdende invoeging van de definities eigen aan boek VII en van de straffen voor de inbreuken op boek VII, in de boeken I en XV van het Wetboek van economisch recht en houdende diverse andere bepalingen, BS 28 mei 2014.
– Richtlijn 2014/17/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 februari 2014 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen en tot wijziging van de Richtlijnen 2008/48/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010, Pb.L. 60, 28 februari 2014; err., Pb.L. 47, 20 februari 2015, err., Pb.L. 246, 23 september 2015 (hypothekenrichtlijn, ook MCD-richtlijn)
– Wetboek van economisch recht van 28 februari 2013, BS 29 maart 2013 (WER)
– Koninklijk besluit van 5 februari 1993 houdende diverse bepalingen tot uitvoering van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet, BS 24 feburari 1993 (wordt volledig opgeheven op 1 december 2016!)