Sinds 1 januari 2012 wordt bij de berekening van het voordeel van alle aard voor het persoonlijk gebruik van een bedrijfswagen, naast de CO2-uitstoot per kilometer, ook rekening gehouden met de cataloguswaarde van de wagen. Maar de definitie van ?cataloguswaarde’ die de ?wet van 28 december 2011′ invoerde, leidde tot discrimininatie tussen nieuwe wagens en tweedehandswagens. Om die discriminatie weg te werken, vervangt de programmawet (I) van 29 maart 2012 de ?oude’ definitie van ?cataloguswaarde’ door een nieuwe. Hierin wordt ook voor tweedehandswagens de nieuwwaarde als basis genomen, maar wordt er een forfaitaire vermindering toegestaan op die nieuwwaarde volgens de ouderdom van de wagen.
Het voordeel van alle aard voor het persoonlijk gebruik van een bedrijfswagen wordt berekend als volgt: cataloguswaarde x 6/7 x CO2-percentage (art. 36, §2, lid 1 WIB 1992).
Volgens de ?wet van 28 december 2011‘ was de ?cataloguswaarde’ van een wagen ?de gefactureerde waarde inclusief opties en werkelijk betaalde btw, zonder rekening te houden met enige korting, vermindering, rabat of restorno.?
Het voordeel van alle aard bij een nieuw aangekochte wagen moest volgens deze definitie berekend worden op basis van de oorspronkelijke gefactureerde prijs op het moment dat de wagen nieuw werd aangekocht. Bij de aankoop van een tweedehandswagen moest hier dus slechts rekening gehouden worden met de veel lagere tweedehandswaarde op het moment van aankoop van de tweedehandswagen.
Om deze discriminatie weg te werken en om misbruiken te voorkomen, vervangt de programmawet (I) van 29 maart 2012 de ?oude’ definitie van ?cataloguswaarde’ door een nieuwe. Hierin wordt ook voor tweedehandswagens de nieuwwaarde als basis genomen, maar er wordt een forfaitaire vermindering toegestaan op die nieuwwaarde volgens de ouderdom van de wagen.
Vanaf het aanslagjaar 2013 (1 januari 2012) wordt onder ?cataloguswaarde’ verstaan: de catalogusprijs van de wagen in nieuwe staat bij verkoop aan een particulier, inclusief opties en werkelijk betaalde btw, zonder rekening te houden met enige korting, vermindering, rabat of restorno (nieuw lid 2, §2, art. 36 WIB 1992).
Vanaf het aanslagjaar 2013 daalt de cataloguswaarde van de wagen per 12 maanden, te rekenen vanaf de datum van eerste inschrijving van de wagen, met 6%. Een begonnen maand telt daarbij voor een volledige maand. De vermindering kan maximaal 30% zijn. Dus wanneer de wagen meer dan 60 maanden (= meer dan 5 jaar) oud is, daalt de cataloguswaarde niet meer. Ouderdom van de wagen In aanmerking te nemen percentage van de cataloguswaarde van 0 tot 12 maanden (1ste jaar) 100% van 13 tot 24 maanden (2de jaar) 94% van 25 tot 36 maanden (3de jaar) 88% van 37 tot 48 maanden (4de jaar) 82% van 49 tot 60 maanden (5de jaar) 76% vanaf 61 maanden (+ 5 jaar) 70%
Op deze manier zegt de regering rekening te houden moet de ?objectieve waarde’ in plaats van met de manipuleerbare ?gefactureerde waarde’ van de wagen.
Deze ?ouderdomscorrectie’ geldt dus zowel voor nieuw aangekochte wagens als voor tweedehandswagens.
Het CO2-percentage hangt af van de CO2-uitstoot van het voertuig.
De Koning legt jaarlijks de referentie-uitstoot vast in functie van de gemiddelde CO2-uitstoot van de wagens die tijdens het vorige belastingtijdperk als nieuw werden ingeschreven, en de cijfers van het jaar 2011.
Voor voertuigen met een hogere CO2-uitstoot dan de referentie-uitstoot komt daar 0,1% bij per extra gram CO2, tot maximum 18%.
Voor voertuigen met een lagere CO2-uitstoot gaat daar 0,1% af per gram CO2onder de CO2-referentiewaarde, tot minimum 4%.
Als de Directie Inschrijvingen van Voertuigen (DIV) geen gegevens bezit over de CO2-uitstoot van een wagentype, dan gaat de wetgever ervan uit dat de uitstoot 205 g/km bedraagt voor een wagen met een benzine-, lpg- of aardgasmotor, of 195 g/km voor een wagen met dieselmotor.
De CO2-uitstoot van een wagen staat in principe op het inschrijvingsbewijs.
Het voordeel van alle aard voor het persoonlijk gebruik van een bedrijfswagen bedraagt altijd minstens 1.200 euro per jaar (geïndexeerd bedrag aj. 2013).
Als het voordeel niet kosteloos wordt toegestaan en de werknemer een bijdrage moet betalen aan zijn werkgever, wordt die bijdrage in mindering gebracht van het geraamde voordeel.
Deze maatregel treedt in werking vanaf het aanslagjaar 2013 (dus vanaf 1 januari 2012).
Voor de berekening van de bedrijfsvoorheffing moet de nieuwe regeling pas worden toegepast ?op de voordelen van alle aard die worden toegekend vanaf 1 mei 2012′.
Bron: Programmawet (I) van 29 maart 2012, BS 6 april 2012 (ed. 3), 22.143 – art. 143 en art. 153.
Zie ook:
Wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen, BS 30 december 2011, ed. 4 ? art. 39 en art. 52.