Onder invloed van Europa komen er maatregelen om het speelgoed op de Belgische markt veiliger te maken. De verantwoordelijkheden van fabrikant, importeur en distributeur worden duidelijk afgelijnd. En er komen nieuwe veiligheidseisen. De aanwezigheid van een aantal chemische stoffen wordt aan banden gelegd.
Alle producten die, al dan niet uitsluitend, ontworpen of bestemd zijn om door kinderen tot 14 jaar gebruikt te worden bij het spelen, krijgen de stempel van speelgoed. Een aantal artikelen wordt echter niet als speelgoed beschouwd. Die exhaustieve lijst is opgenomen in bijlage I bij het nieuwe KB van 19 januari 2011. Nieuwkomers zijn onder meer de interactieve software voor ontspanning en vermaak (bv. computerspelletjes) en hun opslagmedia (bv. cd’s). Ook elektronische apparatuur, zoals pc’s en spelconsoles, die wordt gebruikt om toegang te krijgen tot interactieve software, en de bijbehorende randapparatuur, zijn geen speelgoed. Dit indien ze niet specifiek ontworpen zijn voor en gericht zijn op kinderen en op zichzelf geen spelwaarde hebben (bv. speciaal ontworpen pc’s, toetsenborden, joysticks of stuurwielen).
Het nieuwe besluit lijnt de verplichtingen en de verantwoordelijkheden van de verschillende marktspelers (fabrikant, importeur en distributeur) duidelijk af.
Fabrikant
Een fabrikant die speelgoed in de handel brengt, waarborgt dat dit speelgoed ontworpen en vervaardigd is volgens algemene en bijzondere veiligheidseisen.
Hij stelt technische documentatie op, met daarin onder meer alle mogelijke gevaren van een stuk speelgoed, en voert de beoordelingsprocedure uit. Hij is immers het best op de hoogte van de details van het ontwerp- en productieproces van zijn speelgoed. In sommige gevallen gebeurt de beoordeling intern, in andere gevallen laat hij die uitvoeren door een externe conformiteitsbeoordelingsinstantie.
Blijkt uit de beoordeling dat het speelgoed effectief aan de veiligheidseisen voldoet, dan stelt de fabrikant een EG-verklaring van overeenstemming op en brengt hij de CE-markering op zijn speelgoed aan. De markering moet voldoende zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar zijn.
Hij stelt procedures op om de overeenstemming van zijn serieproductie te blijven waarborgen. Hij houdt hierbij rekening met veranderingen in het ontwerp of in de kenmerken van het speelgoed en met veranderingen in de geharmoniseerde normen waarnaar hij in zijn verklaring van overeenstemming heeft verwezen.
In sommige gevallen voert hij steekproeven uit op zijn verhandeld speelgoed.
Hij merkt zijn speelgoed met een type-, partij-, serie- of modelnummer, of een ander identificatienummer. Hij vermeldt zijn naam, zijn geregistreerde handelsnaam of zijn geregistreerde merknaam, en zijn contactadres op het speelgoed (of op de verpakking of een bijgevoegd document).
Al zijn speelgoed moet vergezeld zijn van instructies en informatie over veiligheid in een taal die de consument kan begrijpen.
Wanneer blijkt dat het op de markt gebracht speelgoed niet aan de normen voldoet, dan moet hij onmiddellijk corrigerend optreden, en eventueel het speelgoed uit de handel nemen of terugroepen. Hij licht ook de bevoegde autoriteiten in van de landen waar het speelgoed op de markt is gebracht.
De fabrikant kan via een schriftelijk mandaat een gemachtigde aanstellen die een aantal van zijn taken overneemt.
Importeur
Een importeur van speelgoed brengt speelgoed uit een niet EG-lidstaat op de communautaire markt. Hij mag alleen speelgoed invoeren dat aan de veiligheidseisen voldoet. Hij moet zelf nagaan of de fabrikant de juiste beoordelingsprocedure i.v.m. de overeenstemming heeft uitgevoerd. En hij ziet erop toe dat de fabrikant de technische documentatie heeft opgesteld, dat het speelgoed de nodige overeenstemmingsmarkeringen heeft en dat onder meer naam en contactgegevens van de fabrikant erop vermeld staan.
De importeurs vermelden ook zelf hun naam en contactgegevens op het speelgoed (of op de verpakking of in een bijgevoegd document). Hun opslag- en vervoersomstandigheden mogen de overeenstemming van het speelgoed met de veiligheidseisen niet in het gedrang brengen.
Distributeurs
Distributeurs controleren of het speelgoed voorzien is van een overeenstemmingsmarkering en of de nodige documenten, instructies en informatie over veiligheid in een voor de consument begrijpbare taal zijn toegevoegd. Ze zien ook na of de naam en de contactgegevens van fabrikant en importeur op het speelgoed zijn vermeld.
Verschuiving verplichtingen
Distributeurs en importeurs die speelgoed onder hun eigen naam of merknaam in de handel brengen, moeten als fabrikant beschouwd worden en dus zijn verplichtingen nakomen. Ze worden ook beschouwd als fabrikant wanneer zij het speelgoed zodanig wijzigen dat de overeenstemming met de veiligheidseisen in het gedrang komt.
Het nieuwe besluit sleutelt flink aan de veiligheidseisen.
Algemene veiligheidseisen
Speelgoed, met inbegrip van zijn chemische stoffen, mag geen gevaar voor de veiligheid of gezondheid van de kinderen of van derden opleveren. Noch bij het gebruik waarvoor het bestemd is, noch bij een gebruik dat gelet op het gedrag van kinderen kan verwacht worden.
Bij speelgoed voor kinderen tot 36 maanden moet rekening gehouden worden met hun vaardigheden.
De etiketten en gebruiksaanwijzingen bij het speelgoed wijzen de kinderen en hun begeleiders op de gevaren en risico’s van schade die aan het gebruik verbonden zijn. Ze geven ook aan hoe die kunnen voorkomen worden. In bijlage V vindt u een overzicht van de mogelijke waarschuwingen (algemene en specifieke) en voorzorgsmaatregelen.
Bijzondere veiligheidseisen
Het speelgoed wordt, net al vroeger, beoordeeld op zes soorten bijzondere veiligheidseisen: fysische en mechanische eigenschappen, ontvlambaarheid, chemische eigenschappen, elektrische eigenschappen, hygiëne en radioactiviteit.
Vooral de beoordeling van de chemische eigenschappen is fors uitgebreid. Kankerverwekkende stoffen en stoffen die mutageen of giftig voor de voortplanting zijn (CMR-stoffen) mogen niet in speelgoed, in bestanddelen van speelgoed of in microstructureel afzonderlijke delen van speelgoed voorkomen. Nikkel in roestvrij staal wordt wel toegelaten.
Er komen ook beperkingen op geurstoffen: 55 soorten allergene geurstoffen mogen niet in speelgoed voorkomen. De aanwezigheid van een aantal andere allergene geurstoffen moet op het speelgoed vermeld worden.
En de specifieke grenswaarden voor bepaalde stoffen wordt bijgewerkt. Arseen, cadmium, chroom VI, lood, kwik en organisch tin zijn bijzonder giftig en mogen niet bewust gebruikt worden in de onderdelen van speelgoed die toegankelijk zijn voor kinderen. Hun grenswaarden worden vastgesteld op de helft van het niveau dat volgens de normale criteria als veilig wordt beschouwd.
Andere nieuwigheden zijn de verplichte aparte verpakking van speelgoed in of bij levensmiddelen. Die verpakking moet groot genoeg zijn zodat ze niet kan ingeslikt worden of geen verstikkingsgevaar oplevert. Speelgoed dat aan een levensmiddel bevestigd is en waarbij het levensmiddel eerst moet opgegeten worden om rechtstreeks toegang te krijgen tot het speelgoed (bv. een party lolly) is voortaan verboden.
Speelgoed voor kinderen jonger dan 36 maanden, en hun onderdelen en afneembare delen, moesten al langer groot genoeg zijn om niet te kunnen worden ingeslikt of ingeademd. Dit geldt nu ook voor ander speelgoed dat bestemd is om in de mond te worden gestopt, alsook voor de onderdelen en afneembare delen daarvan.
Speelgoed dat ontworpen is om geluid te maken, moet voldoen aan specifieke normen en maximumwaarden, zodat het gehoor van de kinderen niet wordt beschadigd.
Elke fabrikant moet, voor hij zijn speelgoed in de handel brengt, een risicoanalyse uitvoeren. Hij maakt een analyse van de chemische, fysische, mechanische, elektrische, hygiënische, radioactieve en ontvlambaarheidsgevaren die het speelgoed kan opleveren. En hij beoordeelt de potentiële blootstelling aan deze gevaren.
Een risicoanalyse is niet voldoende. Hij past ook een beoordelingsprocedure toe waaruit moet blijken of het speelgoed al dan niet in overeenstemming is met de veiligheidseisen. Hier zijn twee mogelijkheden.
Ofwel past hij de procedure voor interne productiecontrole toe en staat hij dus zelf in voor de overeenstemmingsbeoordeling. Dit is het geval wanneer hij gefabriceerd heeft volgens geharmoniseerde normen waarvan het referentienummer in het Europees Publicatieblad is verschenen en die normen alle voor het speelgoed relevante veiligheidseisen dekken.
Ofwel komt er een EG-typeonderzoek. Dat wordt uitgevoerd door een derde partij. Een EG-typeonderzoek komt er wanneer:
Dat EG-typeonderzoek wordt uitgevoerd door aangemelde conformiteitsbeoordelingsinstanties. De voorwaarden waaraan zij moeten voldoen zijn vastgelegd in een tweede KB van 19 januari 2011.
De nieuwe regels voor veilig speelgoed gelden vanaf 20 juli 2011. Maar er zijn overgangsregelingen.
Speelgoed dat voldoet aan het oude KB van 4 maart 2002 kan verder verkocht worden, mits het voor 20 juli 2011 op de markt komt.
Fabrikanten krijgen bovendien nog tot 20 juli 2013 om hun speelgoed aan te passen aan de nieuwe veiligheidseisen voor chemische stoffen. Speelgoed dat voldoet aan het nieuwe besluit, maar niet aan de nieuwe eisen inzake chemische stoffen, kan op de markt blijven voor zover het vóór 20 juli 2013 in de handel komt. Uiteraard moet het wel voldoen aan de eisen op het gebied van chemische stoffen zoals die voorzien waren in het oude KB van 4 maart 2002.
Bron:Koninklijk besluit van 19 januari 2011 betreffende de veiligheid van speelgoed, BS 10 februari 2011 (Ed. 2), p.10440
Zie ook:
Richtlijn 2009/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de veiligheid van speelgoed