Een verzamelwet van 29 maart 2012 heeft een mechanisme van ketenaansprakelijkheid voor loonschulden ingevoerd. De hoofdelijk aansprakelijke die het loon moet betalen, moet hierop ook sociale bijdragen betalen. Een uitvoeringsbesluit bepaalt nu hoe dit precies in z’n werk gaat.
Dankzij een nieuw hoofdstuk in de Loonbeschermingswet zijn opdrachtgevers, aannemers en onderaannemers hoofdelijk aansprakelijk voor (onder)aannemers die na hen komen in de productieketen en die hun werknemers niet of veel te weinig betalen.
De aansprakelijkheid geldt pas nadat de opdrachtgevers, aannemers en onderaannemers door de sociale inspectie schriftelijk in kennis zijn gesteld van de ?zwaarwichtige tekortkomingen’ bij de betaling van de lonen. Het laagste loonbarema in de sector is in principe de referentie om die zwaarwichtigheid te bepalen.
De aansprakelijkheid beperkt zich tot het ?verschuldigde loon’. Dat is het loon dat eisbaar is in de periode van hoofdelijke aansprakelijkheid. De vergoedingen die voortvloeien uit de beëindiging van de arbeidsovereenkomst vallen daar niet onder.
De regeling is in werking getreden op 16 april 2012. Maar er moet nog heel wat geregeld worden in uitvoeringsbesluiten. Zo werkt een KB van 23 mei 2013 nu het luik van de sociale bijdragen verder uit. De hoofdelijk aansprakelijke die het loon moet betalen van een werknemer van één van zijn aannemers of na de aannemers komende onderaannemers, betaalt hierop namelijk ook socialezekerheidsbijdragen.
Wie hoofdelijk aansprakelijk is, moet zelf de lonen van de betrokken werknemers betalen wanneer hij hiertoe met een aangetekend schrijven wordt aangemaand. Dit kan gebeuren door de sociale inspectie of door een van de betrokken werknemers.
Wanneer de inspectie de aanmaning overzendt, maakt ze het overzicht op van de betrokken prestaties en lonen. Want de hoofdelijke aansprakelijkheid heeft enkel betrekking op het niet-betaalde gedeelte van het verschuldigd loon dat overeenstemt met de prestaties die geleverd zijn bij de activiteiten die de hoofdelijk aansprakelijke rechtstreeks of via intermediaire aannemers of onderaannemers laat uitvoeren.
Indien er geen zekerheid is over de prestaties van de betrokken werknemers, dan baseert de inspectie zich op het minimumloon dat wordt vastgelegd bij KB. De hoofdelijke aansprakelijkheid heeft in dat geval betrekking op de betaling aan elke betrokken werknemer van een percentage van dat minimumloon.
Dit percentage is gelijk aan het aandeel die de activiteiten die door de betrokken werkgever worden uitgevoerd, vertegenwoordigen in de omzet van die werkgever bij de opdracht die de hoofdelijk aansprakelijke laat uitvoeren. De berekening gebeurt gedurende een door de Koning bepaalde referteperiode.
Voor werknemers die onder de Belgische sociale zekerheid vallen, bezorgt de inspectie de overzichten aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ). Is dit niet het geval, dan bezorgt de inspectie de informatie aan het bevoegde buitenlandse inningsorganisme voor sociale bijdragen.
Gaat de aanmaning uit van één van de werknemers, dan heeft de hoofdelijkheid betrekking op het nog niet-betaalde loon van de betrokken werknemer. Eventueel wordt de aansprakelijkheid beperkt. De hoofdelijk aansprakelijke kan namelijk aantonen dat de betrokken werknemer niet of slechts beperkt rechtstreeks of onrechtstreeks voor hem heeft gewerkt.
Het KB van 23 mei 2013 voegt daar nu aan toe dat de werknemer die de aanmaning overzendt, ook de Algemene Directie Toezicht op de Sociale Wetten van de FOD Waso op de hoogte moet brengen zodat de inspectie kan overgaan tot:
Voor werknemers die niet onder de Belgische sociale zekerheid vallen, bezorgt de inspectie de overzichten aan de bevoegde buitenlandse instelling.
Op basis van de door de inspectie meegedeelde gegevens stelt de RSZ de kwartalen vast waarvoor bijdragen verschuldigd zijn. De dienst berekent de bijdragen, de bijdrageverhogingen, de forfaitaire vergoedingen en de interesten.
Daarop wordt de schuldvordering aangetekend meegedeeld aan de werkgever van de betrokken werknemer(s), en aan de hoofdelijk aansprakelijke.
Betaalt de werkgever niet, dan wordt de hoofdelijk aansprakelijke in gebreke gesteld. Gaat hij niet tot betaling over binnen de 30 dagen, dan vordert de RSZ zijn schuldvordering bij dwangbevel.
Het KB van 23 mei 2013 treedt retroactief in werking op 1 april 2013.
Bron: Koninklijk besluit van 23 mei 2013 tot uitvoering van artikel 78 van de programmawet (I) van 29 maart 2012, BS 31 mei 2013
Zie ook:
? Programmawet (I) van 29 maart 2012, BS 6 april 2012 (art. 66-78 PW I)
? Wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, BS 30 april 1965 (Loonbeschermingswet)
? Advies nr. 1.833 van 18 december 2012, ?Hoofdelijke aansprakelijkheid voor loonschulden – Uitvoering van het artikel 78 van de Programmawet (I) van 29 maart 2012?