nieuws

Rechter kan gerechtelijke bemiddeling opleggen (art. 204-240 DB burgerlijk recht)

02
07
‘18

De wetgever zet in op alternatieve vormen van geschillenbeslechting. De bemiddeling krijgt een duidelijke wettelijke definitie en wordt uitgebreid naar publiekrechtelijke rechtspersonen. Gerechtelijke bemiddeling kan verplicht worden zonder dat alle partijen daarmee akkoord gaan. Er komen maatregelen om de kwaliteit van de bemiddelaars te garanderen. Het beroep en de titel van ‘erkende bemiddelaar’ wordt strafrechtelijk beschermd. Tot slot krijgen ook de collaboratieve onderhandelingen een wettelijk kader.

Aandacht voor alternatieve geschillenbeslechting

De advocaat is voortaan verplicht om de rechtzoekende te informeren over de mogelijkheid tot bemiddeling, verzoening of andere vormen van minnelijke oplossing van zijn geschil. Vindt hij zelf dat een minnelijke oplossing wel overwogen kan worden in een concreet geschil, dan moet hij zijn cliënt van hetzelfde proberen te overtuigen.

Ook de gerechtsdeurwaarders streven – in de mate van het mogelijke – de minnelijke oplossing van geschillen na. Ook zij wijzen de rechtzoekende op de verschillende mogelijkheden om hun conflict minnelijk op te lossen. Bij een dagvaarding kunnen ze bv. informatie over een mogelijke minnelijke oplossing toevoegen.

Verdaging

De rechter bevordert in elke stand van het geding een minnelijke oplossing van het geschil.

Hij kan op de inleidingzitting of tijdens een zitting bepaald op een nabije datum bij de partijen informeren of en hoe ze voorafgaand aan het geding geprobeerd hebben om het geschil minnelijk op te lossen. Als ze dat nog niet geprobeerd hebben, kan de rechter hen erop wijzen dat ze dat alsnog kunnen proberen. De rechter kan in dit kader trouwens de persoonlijke verschijning van de partijen bevelen.

Op vraag van een partij of als hij dit zelf nuttig vindt, kan de rechter – wel alleen maar als hij denkt dat verzoening mogelijk is – de zaak verdagen naar een latere datum. De verdaging is beperkt tot hoogstens één maand, tenzij partijen akkoord gaan met een langere termijn. De verdaging kan enkel bevolen worden in het begin van de procedure. Ze moet de partijen in staat stellen om te bekijken of ze hun geschil minnelijk zouden kunnen oplossen en om hierover alle nodige inlichtingen in te winnen.

Bemiddeling gedefinieerd

De bemiddeling krijgt een wettelijke definitie, zodat er geen verwaring kan zijn met andere vormen van minnelijke oplossing van geschillen.

Bemiddeling is een vertrouwelijk en gestructureerd proces van vrijwillig overleg tussen conflicterende partijen. Met medewerking van een onafhankelijke, neutrale en onpartijdige derde. Die moet de communicatie vergemakkelijken en probeert de partijen ertoe te brengen zelf een oplossing uit te werken.

Bemiddeling ruimer toepasbaar

Bemiddeling is mogelijk bij elk geschil van vermogensrechtelijke aard – grensoverschrijdend of niet. Ook als een publiekrechtelijke rechtspersoon bij het geschil betrokken is, is bemiddeling voortaan mogelijk.

Bemiddeling kan ook bij niet-vermogensrechtelijke geschillen die vatbaar zijn voor dading. En bij familiezaken.

Erkende bemiddelaars

Bemiddeling gebeurt meestal door een erkende bemiddelaar. De voorwaarden waaraan men moet voldoen om een erkenning te krijgen, verstrengen.

Een van de verstrengde voorwaarden gaat over de bekwaamheid van de bemiddelaar. Tot nu volstond op dat punt een ‘voor de bemiddelingspraktijk passende vorming of ervaring’. Vooraan moet de kandidaat-bemiddelaar een theoretische opleiding – met een juridische component – en een praktische opleiding in bemiddelingsvaardigheid en het bemiddelingsproces volgen. Met focus op de algemene en specifieke kennis en competenties eigen aan een bijzonder domein van de bemiddelingspraktijk. En hij moet geslaagd zijn voor de daaraan verbonden evaluatieproeven.

Wie erkend wil worden als bemiddelaar moet schriftelijk beloven de deontologische code van de federale bemiddelingscommissie na te leven.

Een bemiddelaar van wie de commissie voor de tuchtregeling en klachtenbehandeling de erkenning heeft ingetrokken kan pas een nieuwe erkenningsaanvraag indienen na tien jaar. Tenzij bij een eerdere rehabilitatie door diezelfde commissie. Dan kan het vroeger.

Alle erkende bemiddelaars komen op de lijst van erkende bemiddelaars. Alleen als men daar op staat kan men de titel van ‘erkend bemiddelaar’ gebruiken.

Wie ten onrechte die titel gebruikt kan daarvoor strafrechtelijk bestraft worden. Strafsancties zijn ook mogelijk voor iedereen die beroepsmatig bemiddelt zonder dat hij op de lijst van erkende bemiddelaars staat of zonder dat hij van erkenning is vrijgesteld. Voor bemiddeling in het kader van geschillen tussen ondernemingen geldt die regel niet. Bij die bemiddelingsvorm zijn er immers minder formele eisen.

Geen magistraten en griffiers

Leden van hoven, rechtbanken, parketten en griffiers mogen niet tegen betaling optreden als bemiddelaar. Emeritus-magistraten, eremagistraten, plaatsvervangende rechters en raadsheren en de rechters en raadsheren in ondernemingszaken en in sociale zaken mogen wel werken als bemiddelaar – maar enkel onder bepaalde voorwaarden.

Hervorming federale bemiddelingscommissie

De federale bemiddelingscommissie wordt grondig hervormd. Ze telt 24 leden en volgende organen: een algemene vergadering, een bureau, bijzondere commissies en drie vaste commissies, nl. een voor de erkenning van Belgische en buitenlandse bemiddelaars, een voor de erkenning van opleidingen en de opvolging van de permanente vorming en een voor de tuchtregeling en de klachtenbehandeling.

Ze krijgt er ook enkele opdrachten bij. Ze legt voortaan bv. de minimumprogramma’s van de theoretische en praktische opleiding van de bemiddelaars en de evaluaties vast, zodat de erkende bemiddelaars aan dezelfde kwaliteitscriteria voldoen.

Vertrouwelijke bemiddeling

Alle documenten en mededelingen die opgemaakt of gedaan zijn in het kader van de bemiddelingsprocedure zijn in principe vertrouwelijk. Die vertrouwelijkheid geldt echter niet voor het bemiddelingsprotocol en de ondertekende bemiddelingsakkoorden. En evenmin voor het document waarin de bemiddelaar de mislukking van de bemiddeling vaststelt. Die zaken vallen echter wel onder de vertrouwelijkheidsplicht als de partijen dat schriftelijk overeenkomen.

Andere nieuwigheid is dat de partijen zelf een eind kunnen maken aan de vertrouwelijkheid van de documenten en mededelingen die kaderen binnen de bemiddelingsprocedure – binnen de grenzen die zij zelf bepalen. Daartegenover staat dan weer dat ze de vertrouwelijkheidsplicht ook kunnen verstrengen door overeen te komen om documenten en mededelingen van vóór de aanvang van de bemiddelingsproces ook vertrouwelijk te maken. .

Verplichte gerechtelijke bemiddeling

Net als vroeger kan de rechter – op vraag van alle partijen of op eigen initiatief maar met akkoord van de partijen – een gerechtelijke bemiddeling bevelen. Dit kan in elke stand van het geding, zolang de zaak niet in beraad is genomen.

Belangrijke nieuwigheid is dat de rechter de gerechtelijke bemiddeling ook kan bevelen als niet alle partijen daarmee akkoord zijn. Hij kan dit bevelen als hij meent dat verzoening echt wel mogelijk is. Hij doet dat ambtshalve of op vraag van een partij. Hij kan dat doen op de inleidingszitting, op een zitting waarop de zaak wordt verdaagd naar een nabije datum of op een zitting die ten laatste op de laatste dag van de maand die volgt op die van de neerlegging van de eerste conclusies van de verweerder is bepaald. Hij kan die gerechtelijke bemiddeling enkel bevelen na het horen van de partijen. En wanneer blijkt dat geen enkel partij gerechtelijke bemiddeling ziet zitten, kan hij de bemiddeling niet bevelen.

Aanduiding bemiddelaar

De partijen kunnen samen de rechter vragen om de bemiddelaar die zij voordragen aan te wijzen als gerechtelijk bemiddelaar. Dat hoeft niet noodzakelijk een erkende bemiddelaar zijn. De rechter zal een voorgedragen niet-erkende bemiddelaar enkel kunnen afwijzen als hij vindt dat hij niet aan de erkenningsvoorwaarden voldoet.

Geraken de partijen er samen niet uit welke bemiddelaar ze willen, dan kiest de rechter er een uit de erkende bemiddelaars. De aanwijzing gebeurt bij voorkeur bij toerbeurt zodat de rechter niet steeds dezelfde bemiddelaar kan kiezen. Indien mogelijk wordt gekozen voor een bemiddelaar uit de buurt van de woonplaats van de partijen.

Geen rechtsmiddel

Tegen het bevel tot gerechtelijke bemiddeling staat geen rechtsmiddel open. De opstart van de gerechtelijke bemiddeling kan dus niet op die manier vertraagd worden.

Collaboratieve onderhandelingen

Belangrijke nieuwigheid is de wettelijke omkadering voor de collaboratieve onderhandelingen. Het gaat om een bijkomende vorm van minnelijke oplossing van geschillen.

De collaboratieve onderhandelingsprocedure is een vrijwillige en vertrouwelijke procedure van geschillenoplossing door onderhandeling. Enkel de conflicterende partijen en hun advocaten zijn er bij betrokken, dus geen externe bemiddelaar. De advocaten treden op in het kader van een exclusief en beperkt mandaat van bijstand en adviesverlening om een minnelijk akkoord te bereiken. Ze treden dus niet op als tegenstanders, maar proberen samen in alle transparantie tot een oplossing te komen.

Alleen collaboratieve advocaten mogen collaboratieve onderhandelingen voeren. En dat zijn advocaten die een bijzondere opleiding hebben gevolgd. De twee Ordes van ons land richten een gezamenlijke paritaire commissie op die de voorwaarden vastlegt voor die bijzonder opleiding en de permanente vorming. Zij legt ook een reglement voor collaboratieve advocaten vast. Alleen advocaten die de speciale opleiding gevolgd hebben, erkend zijn als collaboratieve advocaat en het reglement hebben onderschreven, komen op de lijst van collaboratieve advocaten bij de Ordes.

Collaboratieve onderhandelingen zijn mogelijk bij elk geschil waarvoor ook bemiddeling mogelijk is.

De rechter kan in elke stand van het geding – en zolang de zaak niet in beraad is genomen – op gezamenlijke vraag van de partijen en na hen gehoord te hebben, bevelen om het geschil te proberen op te lossen via collaboratieve onderhandelingen.

Een collaboratief onderhandelingsprotocol legt de principes vast die nodig zijn voor goede onderhandelingen. Van zodra het ondertekend is, wordt de verjaringstermijn geschorst voor de duur van de onderhandelingen.

Wanneer er op basis van collaboratieve onderhandelingen een oplossing voor het geschil uit de bus komt, wordt dat vastgelegd in een collaboratief onderhandeld akkoord. Het bevat de precieze overeengekomen verbintenissen van elk van de partijen

Inwerkingtreding

De nieuwe regels zijn in werking getreden op 12 juli 2018. De regels rond de collaboratieve onderhandelingen treden pas in werking op 1 januari 2019. Net trouwens als de regels rond de hervorming van de federale bemiddelingscommissie en de nieuwe opleidingseisen voor bemiddelaars. Er is voorzien in enkele overgangsregels.

Bron: Wet van 18 juni 2018 houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing, BS 2 juli 2018 (art. 204–240 DB burgerlijk recht)

Zie ook:
Gerechtelijk Wetboek (art. 298, 444, 519, 665, 671, 692, 730/1, 731, 1723/1, 1724, 1726, 1727-1727/5, 1728, 1731, 1734, 1735, 1738-1747)
Sw. (art. 227quater)