nieuws

Onbelast bijverdienen: wet verschenen op 26 juli

26
07
‘18

De wet die het onbelast bijverdienen mogelijk maakt, is op 26 juli 2018 verschenen in het Belgisch Staatsblad.

Wie op die manier in zijn vrije tijd tegen betaling bijklust, mag tot 6.130 euro per jaar (geïndexeerd bedrag 2018) bijverdienen zonder er belastingen of sociale bijdragen op te betalen. Het moet gaan om verenigingswerk, diensten van burger aan burger of activiteiten in de deeleconomie. En de inkomsten uit verenigingswerk en uit diensten aan burgers mogen samen niet meer dan 510,83 euro per maand (geïndexeerd bedrag 2018) bedragen.

Bijklussen is mogelijk voor werknemers die minstens 4/5de werken, zelfstandigen in hoofdberoep en gepensioneerden. Vanaf 15 juli 2018 moeten klussen tegen betaling aangegeven worden. Dat kan via de website van de overheid. Per activiteit vind je de praktische informatie en de begeleiding bij de aangifte.

Verenigingswerk

1/ Het gaat om betaalde diensten voor socioculturele verenigingen zonder winstoogmerk, feitelijke verenigingen of openbare besturen. De diensten mogen niet professioneel zijn en moeten op de lijst van toegelaten activiteiten staan. De vereniging moet aangifte doen van het verenigingswerk.
De lijst met activiteiten maakt integraal deel uit van de wet en omvat 17 categorieën, gaande van animator, over nachtoppas tot opvang van baby’s en peuters.
Er is sprake van een vereniging zodra je met twee of meer mensen samen iets organiseert (oudercomités, buurtcomités ?). Dat kan met of zonder ondernemingsnummer.

2/ Belangrijk onderscheid. Vrijwilligerswerk is vrij en zonder verplichting. Er is geen overeenkomst, er is geen aangifte, en het is onbetaald. Vrijwilligers kunnen enkel hun onkosten laten vergoeden (maximaal 34,03 euro per dag). Vrijwilliger zijn en betaald bijklussen voor dezelfde vereniging kan niet, tenzij er bij het vrijwilligerswerk ook geen onkostenvergoeding wordt toegekend.

3/ De details vinden we terug in de wet van 18 juli 2018. Zo heeft de wetgever het over activiteiten (ingericht door een organisatie) die tegen vergoeding worden verricht ten behoeve van één of meer (andere) personen, van een groep of organisatie of van de samenleving als geheel. De ‘verenigingswerker’ oefent gewoonlijk en hoofdzakelijk een beroepsbezigheid uit die voldoet aan de voorwaarden in de wet ( tewerkstelling van 4/5e). Het mag ook niet gaan om een ‘loutere deelname aan activiteiten’.

4/ Uiterlijk bij de effectieve aanvang van het verenigingswerk sluiten de verenigingswerker en de organisatie een schriftelijke overeenkomst, die elektronisch kan zijn. De wet omschrijft wat er minimaal in die overeenkomst moet staan. Zoals een algemene omschrijving van de beoogde activiteiten en de plaats en de omvang van het verenigingswerk. Het model van standaardovereenkomst kan later worden vastgelegd bij KB. Indien zo’n overeenkomst niet werd afgesloten, kan de activiteit niet worden beschouwd als verenigingswerk.

De uitvoering van de overeenkomst wordt geschorst in bepaalde gevallen. Bijvoorbeeld bij tijdelijke overmacht of onvoorziene bijzondere omstandigheden. Tijdens die periode van schorsing kan de verenigingswerker geen aanspraak maken op enige vergoeding. Men kan de overeenkomst beëindigen. De verbintenissen nemen ook een einde in voor de hand liggende gevallen, zoals overlijden en overmacht.

5/ Ingeval de verenigingswerker bij de uitvoering van de overeenkomst schade berokkent aan de organisatie of aan derden, is de organisatie burgerlijk aansprakelijk voor deze schade. De verenigingswerker is enkel aansprakelijk in geval van bedrog, zware fout of eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomende lichte fout.

6/ De organisaties sluiten een verzekeringscontract af, dat ten minste de burgerlijke aansprakelijkheid van de organisatie dekt, met uitzondering van de contractuele aansprakelijkheid. Bovendien sluiten ze een verzekeringscontract af voor de lichamelijke schade die wordt geleden door verenigingswerkers door ongevallen tijdens de uitvoering van het verenigingswerk of op weg naar en van deze activiteiten, en door ziekten opgelopen als gevolg van het verenigingswerk. Bij KB kan men de dekking uitbreiden en de minimumgarantievoorwaarden vaststellen.

Het welzijn van de verenigingswerkers wordt nagestreefd door maatregelen op het vlak van arbeidsveiligheid, psychosociale aspecten, ergonomie ? Daartoe past de organisatie algemene preventiebeginselen toe, zoals het voorkomen van risico’s en de bestrijding van risico’s bij de bron. Iedere verenigingswerker moet ook zelf zorgen voor zijn eigen veiligheid en gezondheid (en deze van de andere betrokken personen). Een KB kan een en ander nader omschrijven.

7/ De partijen kunnen een vergoeding van verenigingswerk overeenkomen. Die omvat ook alle vergoedingen voor de terugbetaling van kosten of verplaatsingen. Zoals ook aangegeven op de website van de overheid, gelden er bepaalde plafonds per jaar (met in de wet een verwijzing naar het Wetboek van de inkomstenbelastingen). De fiscale behandeling komt aan bod in een aparte tekst.

8/ Een uitkeringsgerechtigde werkloze mag met behoud van zijn uitkering een activiteit als verenigingswerker uitoefenen, indien hij dit vooraf en schriftelijk aangeeft bij het werkloosheidsbureau, en op voorwaarde dat het gaat om een loutere voortzetting van de uitvoering van een aflopende overeenkomst inzake verenigingswerk, die al vóór de intrede van de werkloosheid effectief werd uitgevoerd. Dat geldt ook voor wie onder het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag valt.

In het kader van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen wordt bepaald dat verenigingswerk niet wordt beschouwd als werkzaamheid, voor zover de adviserende geneesheer vaststelt dat deze activiteiten verenigbaar zijn met de algemene gezondheidstoestand van de betrokkene, en deze activiteiten een loutere voortzetting zijn van de uitvoering van een aflopende overeenkomst inzake verenigingswerk, die reeds vóór de aanvang van de arbeidsongeschiktheid werd gesloten en effectief uitgevoerd. Een gelijkaardige regeling wordt ingeschreven in het KB van 20 juli 1971 op de instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering voor zelfstandigen.

We noteren ook bijzondere voorwaarden ter voorkoming van omzetting van reguliere arbeid in verenigingswerk.

9/ De organisatie die beroep doet op de verenigingswerker moet een elektronische toepassing gebruiken die, voor ieder van deze personen, het exacte moment van begin en einde van de prestaties (en de er aan verbonden vergoeding) registreert en bijhoudt. Een KB moet de verdere details bepalen.

Occasionele diensten tussen burgers

1/ Het gaat om occasionele, betaalde diensten van een privépersoon aan een andere privépersoon. De diensten mogen niet professioneel zijn of geleverd worden via de deeleconomie.
De lijst met activiteiten maakt integraal deel uit van de wet en omvat 11 categorieën, gaande van sportlessen, over opziener van onroerende goederen, tot het uitlaten van dieren. Het is de persoon die de klus uitvoert, die de aangifte moet doen.
Belangrijk, wie voor een medeburger bijklust, mag dat niet met een vaste regelmaat doen. Een bijklusser mag dus bijvoorbeeld niet elke week voor een vergoeding het gras van de buurman afrijden.

2/ De details vinden we terug in de wet van 18 juli 2018. Met een uitgebreide definitie. Daarbij komt het aspect vergoeding aan bod. De natuurlijke persoon in kwestie verricht ook gewoonlijk en hoofdzakelijk een beroepsbezigheid die aan de voorwaarden in de wet voldoet. Ook hier mag het niet gaan om een ‘loutere deelname aan activiteiten’.
De occasionele dienstenverrichter mag de activiteiten niet als zelfstandige verrichten en hij mag geen daden van oneerlijke concurrentie verrichten of daaraan meewerken (ten opzichte van de werkgever of de werkgevers waarbij hij tewerkgesteld is). De vereiste minimale tewerkstelling van 4/5e van een voltijdse job wordt afgelijnd in de wet, met onder andere een opsomming van de gelijkstellingen en de prestaties waarmee men geen rekening houdt voor de berekening van de geleverde arbeidsprestaties.

3/ De occasionele dienstenverrichter is verplicht te beschikken over een verzekering ter dekking van de risico’s ingevolge burgerlijke aansprakelijkheid. Een KB kan de minimumgarantievoorwaarden omschrijven. De occasionele diensten worden geacht verricht te worden in het privéleven.

4/ De partijen bij de occasionele diensten kunnen een vergoeding voor occasionele diensten tussen burgers overeenkomen. Zoals ook aangegeven op de website van de overheid, gelden er bepaalde plafonds per jaar (met in de wet een verwijzing naar het Wetboek van de inkomstenbelastingen). De fiscale behandeling komt aan bod in een aparte tekst.

5/ De occasionele dienstenverrichter moet een elektronische toepassing gebruiken die, voor iedere persoon waarvoor hij occasionele diensten verricht, het exacte moment van begin en einde van de prestaties (en de er aan verbonden vergoeding) registreert en bijhoudt. Een KB zal de verdere details uitwerken.

Een apart hoofdstuk met gemeenschappelijke bepalingen bundelt:

  • de gevolgen van de naleving van de toepassingsvoorwaarden (met onder andere de aanpassing van de Arbeidsovereenkomstenwet en de RSZ-wet die niet van toepassing zijn, maar ook aanpassingen van de CAO-wet, de Arbeidswet, de Loonbeschermingswet, de Arbeidsreglementenwet ?);
  • de gevolgen van de niet-naleving van de toepassingsvoorwaarden (overschrijding van de grensbedragen, de herkwalificatie tot arbeidsovereenkomst en prestaties die onder het sociaal statuut der zelfstandigen vallen).
  • In werking

    Globaal genomen treedt de titel ‘Sociale Zaken’, waarin het verenigingswerk en de occasionele diensten tussen burgers aan bod komen, in werking op 20 februari 2018. De regering evalueert deze regeling na één jaar. Die evaluatie wordt ter kennis gebracht van de Kamer van volksvertegenwoordigers.

    Sommige activiteiten kunnen slechts met ingang van 1 juli 2018 worden uitgeoefend binnen de nieuwe regelgeving, zo blijkt uit de tekst van de wet. Dat is bijvoorbeeld het geval voor de zorg voor zorgbehoevende personen en voor de nachtoppas en de dagoppas bij hulpbehoevende personen.

    Bron: Wet van 18 juli 2018 betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie, BS 26 juli 2018