nieuws

Nieuwe btw-regels: de factuur is geen oorzaak van opeisbaarheid meer

21
12
‘12

De wet van 17 december 2012 zet de Europese richtlijn 2010/45/EU betreffende het gemeenschappelijke stelsel van factureringsregels om in het Belgisch recht. Om een en ander te verduidelijken herziet zij de structuur van het btw-wetboek en geeft zij een heldere definitie van de begrippen belastbaar feit en opeisbaarheid van de belasting. Bovendien bepaalt zij dat de uitreiking van een factuur vooraleer het belastbare feit zich voordoet op zich de btw niet langer opeisbaar maakt. Bijgevolg kan er geen btw meer aangerekend worden op de voorschotfacturen die vóór de inning of het belastbare feit uitgereikt worden. Om praktische problemen te voorkomen, heeft de belastingadministratie een overgangsregeling uitgewerkt die geldt van 1 januari tot 31 december 2013.

Belastbaar feit en opeisbaarheid van de belasting

Nieuwe structuur

Om het wetboek toegankelijker te maken, werden onderafdelingen toegevoegd aan afdelingen 1 (leveringen van goederen) en 2 (diensten) van hoofdstuk III betreffende de werkingssfeer van de btw. Ze hebben betrekking op de bedoelde goederen en handelingen, op de plaats van de leveringen van goederen en diensten en, ten slotte, op het belastbare feit en de opeisbaarheid van de belasting.

Belastbaar feit en opeisbaarheid van de belasting voor de leveringen van goederen en diensten

De nieuwe wet van 17 december 2012 introduceert de definitie van de begrippen belastbaar feit en opeisbaarheid van de belasting in het btw-wetboek. Zo is het belastbare feit ?het feit waardoor de wettelijke voorwaarden worden vervuld die vereist zijn voor het opeisbaar worden van de belasting’. De opeisbaarheid van de belasting is op haar beurt ?het recht dat de Schatkist heeft om krachtens de wet de belasting vanaf een bepaald tijdstip te vorderen van de persoon die de belasting moet voldoen, ook al kan de betaling daarvan worden uitgesteld’.

Voor de levering van goederen vindt het belastbare feit plaats en wordt de belasting opeisbaar op het tijdstip waarop de levering van het goed wordt verricht, dat wil zeggen wanneer het goed ter beschikking van de verkrijger of de overnemer wordt gesteld (art. 16, §1, 1e lid, btw-wetboek). Voor diensten vindt het belastbare feit plaats en wordt de belasting opeisbaar op het tijdstip waarop de dienst is verricht (art. 22, §1 btw-wetboek).

De leveringen van goederen en diensten die aanleiding geven tot opeenvolgende afrekeningen of betalingen worden geacht te zijn verricht bij het verstrijken van elke periode waarop een afrekening of betaling betrekking heeft (art. 16, §2, 1e lid en art. 22, §2, 1e lid btw-wetboek). Het gaat hier om de situaties die, vanwege hun aard, aanleiding geven tot handelingen met een doorlopend of recurrent karakter (bijvoorbeeld, levering van elektriciteit of langetermijnleasing van voertuigen) alsook om die waarvan moeilijk kan worden bepaald op welk tijdstip de levering van goederen of diensten is verricht, zodat er afrekeningen of betalingen voorzien zijn bij het verstrijken van bepaalde opeenvolgende periodes (bijvoorbeeld, levering van water of van telefonie).

Doorlopende leveringen van goederen gedurende een periode langer dan een kalendermaand, waarbij de goederen worden verzonden of vervoerd vanuit België naar een andere lidstaat en met vrijstelling van belasting worden geleverd of met vrijstelling van belasting door een belastingplichtige voor bedrijfsdoeleinden naar een andere lidstaat worden overgebracht, worden geacht te zijn verricht bij het verstrijken van elke kalendermaand totdat de levering van goederen wordt beëindigd (bijvoorbeeld onderneming gevestigd te Antwerpen die van daaruit grondstoffen in vloeibare vorm, via een pijplijn, levert in de installaties van een Nederlandse onderneming te Rotterdam gedurende een periode van meer dan een maand) (art. 16, §2, 2e lid btw-wetboek).

Doorlopende diensten gedurende een periode langer dan een jaar die geen aanleiding geven tot afrekeningen of betalingen in die periode worden geacht te zijn verricht bij het verstrijken van elk kalenderjaar totdat de dienst wordt beëindigd (art. 22, §2, 2e lid btw-wetboek).

Andere oorzaken van opeisbaarheid van de belasting

De nieuwe artikelen17 en 22bis van het wetboek beogen situaties waarin de opeisbaarheid van de belasting niet rechtstreeks gekoppeld is aan het belastbare feit.

Wordt de prijs of een deel ervan ontvangen vóór het tijdstip waarop de levering of dienst wordt verricht, dan wordt de belasting opeisbaar op het tijdstip van de ontvangst ten belope van het ontvangen bedrag (art. 17, §1 en art. 22bis, 1e lid btw-wetboek).

Sinds 1 januari 2013 vormt de uitreiking van de factuur dus niet langer een oorzaak van opeisbaarheid vóór het belastbare feit. De btw is voortaan pas verschuldigd in de twee volgende gevallen:

  • de levering van de goederen of diensten;
  • de ontvangst van de prijs.
  • Aangezien de uitreiking van een factuur vooraleer het belastbare feit zich voordoet op zich de btw niet langer opeisbaar maakt, kan de belastingplichtige die in het bezit is van een factuur die btw vermeldt zijn recht op aftrek niet uitoefenen. Enkel de wettelijk verschuldigde btw is immers aftrekbaar.

    Bovendien worden ook de regels betreffende de intracommunautaire leveringen en intracommunautaire verwervingen van goederen verduidelijkt en geharmoniseerd. Zo wordt bepaald dat de belasting opeisbaar wordt bij de uitreiking van de factuur of uiterlijk op de 15e dag van de maand volgend op deze waarin het belastbare feit heeft plaatsgevonden indien er geen factuur voor die datum werd uitgereikt (art. 17, §2 en art. 25sexies, §2 btw-wetboek). Een factuur betreffende de intracommunautaire levering of de intracommunautaire verwerving van een goed zal de btw pas opeisbaar maken indien ze het belastbare feit vaststelt en betrekking heeft op de volledige prijs.

    Ten aanzien van de leveringen van roerende goederen of diensten verricht door een belastingplichtige die gewoonlijk goederen levert aan of diensten verricht voor particulieren en waarvoor hij niet verplicht is een factuur uit te reiken, wordt de belasting opeisbaar in verhouding tot de ontvangst van de prijs of van de subsidies als bedoeld in artikel 26, 1e lid btw-wetboek (art. 17, §3 en art. 22bis, 2e lid btw-wetboek). Het heeft hier geen belang of de belastingplichtige een factuur voor of na het belastbare feit of de ontvangst van de prijs uitreikt.

    Inwerkingtreding

    De wet van 17 december 2012 treedt in werking op 1 januari 2013.

    Gezien de praktische problemen waarmee de belastingplichtigen geconfronteerd kunnen worden omdat de voorschotfactuur die voor de ontvangst of voor het belastbare feit uitgereikt werd, niet langer een oorzaak van opeisbaarheid van de btw is, heeft de administratie voorzien in een overgangsregeling die geldt van 1 januari 2013 tot 31 december 2013.

    Tijdens deze overgangsperiode mogen de oude regels nog worden toegepast. Zo kan de factuur nog als oorzaak van opeisbaarheid van de btw in acht genomen worden waardoor de betaling en de aftrek van de btw tijdens de overeenstemmende aangifteperiode is toegestaan.

    De nieuwe regels betreffende de intracommunautaire handelingen zijn daarentegen van toepassing vanaf 1 januari 2013. Zo wordt de btw op dergelijke handeling opeisbaar bij de uitreiking van een factuur en uiterlijk op de 15e dag van de maand volgend op deze waarin het belastbare feit (levering/verwerving) heeft plaatsgevonden.

    Het document vermeldt dat er in de loop van het eerste trimester van 2013 een nieuwe beslissing gepubliceerd zal worden met betrekking tot het definitieve stelsel inzake de opeisbaarheid van de btw dat van toepassing zal zijn vanaf 1 januari 2014.

    Bron: Wet van 17 december 2012 tot wijziging van de belasting over de toegevoegde waarde, BS 21 december 2012.

    Zie ook:
    ? Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde
    ? Wetsontwerp tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde (I), Parl. doc., Kamer, 2012-2013, nr. 53-2450/001
    ? Beslissing btw nr. E.T. 123.563 dd. 19.12.2012, Algemene administratie van de fiscaliteit – Centrale diensten, nieuwe regels inzake opeisbaarheid van btw: overgangsbepalingen.