nieuws

Fraude bij deeltijdse arbeid strenger aangepakt (art. 79-80 PW I)

06
04
‘12

Deeltijdse werknemers worden voortaan geacht voltijds te werken wanneer hun werkgever de formaliteiten om deeltijdse arbeid openbaar te maken, niet nakomt. De bestaande vermoedens in de RSZ-wet worden op elkaar afgestemd. En het vermoeden van voltijdse arbeid krijgt een algemene draagkracht.

Dubbel vermoeden

Deeltijdse arbeid wordt wel eens gebruikt om zwartwerk te camoufleren. De werkgever betaalt sociale bijdragen op het deeltijds loon maar in de praktijk werkt de werknemer voltijds en wordt hij deels in het zwart betaald.

Daarom kan de RSZ een dubbel vermoeden inroepen in haar voordeel:

  • Wanneer de normale werkroosters van de deeltijdse werknemers niet openbaar worden gemaakt, gaat men ervan uit dat ze gewerkt hebben volgens het rooster van een voltijdse werknemer. De werkgever moet immers bepaalde formaliteiten naleven. Zo moet de sociale inspectie het werkrooster kunnen inkijken op de plaats waar het arbeidsreglement kan worden geraadpleegd. Dit gebeurt via een afschrift van de arbeidsovereenkomst of een uittreksel daarvan.
  • Wanneer de afwijkingen op het normale werkrooster niet geregistreerd worden, gaat men ervan uit dat de deeltijdse werknemers gewerkt hebben volgens hun normale werkrooster. De sociale inspectie moet toezicht kunnen uitoefenen op de afwijkingen op het normale rooster.
  • Het gaat telkens om een weerlegbaar vermoeden, al heeft die weerlegbaarheid lange tijd ter discussie gestaan. De werkgever zal geen sociale bijdragen moeten betalen op een voltijdse tewerkstelling wanneer hij kan aantonen dat de werknemer niet voltijds gewerkt heeft.

    Voltijdse arbeid

    Het tweede vermoeden blijkt in de praktijk niet sterk genoeg. Wanneer een werknemer buiten zijn werkrooster aan het werk is zonder dat die afwijking geregistreerd is in het afwijkingsregister, dan kan de sociale inspectie enkel ?vermoeden’ dat hij volgens zijn normale deeltijds rooster gewerkt heeft. En het is onbegonnen werk om de daadwerkelijke prestaties van deeltijdse werknemers te reconstrueren.

    Daarom wordt dit vermoeden nu versterkt. De programmawet (I) van 29 maart 2012 bepaalt dat de werknemer vermoed wordt voltijds te werken wanneer de sociale inspectie een niet volgens de regels geregistreerde afwijking op het dienstrooster vaststelt. De sociale bijdragen zullen dan ook op basis van een voltijdse tewerkstelling berekend worden.

    Het vermoeden van voltijdse arbeid geldt voortaan dus wanneer het werkrooster niet werd aangeplakt (afwezigheid van openbaarmaking) én wanneer de afwijkingen op het aangeplakte rooster niet geregistreerd zijn.

    Weerlegbaar

    De werkgever behoudt het recht om te bewijzen dat de werknemer wel degelijk deeltijds werkt. De vermoedens blijven dus weerlegbaar. En die weerlegbaarheid wordt nu uitdrukkelijk in de tekst van de wet geschreven. Hiermee komt de wetgever tegemoet aan de rechtspraak van het Hof van Cassatie en het Grondwettelijk Hof. De verwijzing naar de ?materiële onmogelijkheid om voltijdse arbeid te verrichten’ wordt logischerwijs geschrapt.

    Om de samenhang in de wetgeving te behouden, voert de nieuwe programmawet een gelijkaardige aanpassing door in de programmawet van 22 december 1989. Die wet bevat ook vermoedens die gelden bij de niet-naleving van regels rond deeltijdse arbeid. De regelgeving wordt dus volledig geharmoniseerd.

    In werking

    Dit onderdeel van de verzamelwet treedt in werking op 16 april 2012. Dat is 10 dagen na publicatie in het Belgisch Staatsblad.

    Bron: Programmawet (I) van 29 maart 2012, BS 6 april 2012 (art. 79-80 PW I)

    Zie ook:
    ? Wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, BS 25 juli 1969 (art. 22ter van de RSZ-wet)
    ? Programmawet van 22 december 1989, BS 30 december 1989 (art. 171 PW)