Reeds bij zijn aantreden kondigde onze huidige minister van Justitie aan enkele grote, dringende werven aan te vatten op wetgevend vlak. Enige tijd geleden hanteerde hij al goeddeels de pen bij de totstandkoming van het huidige Wetboek van Vennootschappen; nu de heer Geens zich in een iets gepriviligeerdere positie bevindt, plant hij grote delen van de Belgische basiswetgeving gronding te renoveren.
Zo kunnen we ons binnenkort verwachten aan een gewijzigd canon van wetboeken. Zo zijn er grondige hervormingen op til in onder meer het strafrecht, het relatievermogens- en erfrecht, het zakenrecht, verbintenissenrecht en het aansprakelijkheidsrecht.
Ook in het ondernemingsrecht kunnen we ons aan enkele fundamentele wijzigingen verwachten. Onderstaande is, zoals gezegd, een project van de minister, en dus nog geenszins van kracht zijnde wetgeving.
Vooreerst wordt er voorgoed een einde gemaakt aan de Napoleontische tweedeling tussen het burgerlijk recht (de regels uit het Burgerlijk Wetboek) en het handelsrecht (de regels uit het thans nagenoeg volledig uitgeklede Wetboek van Koophandel). Ondanks de recente invoering van het Wetboek van economisch recht, bestaat er naar Belgisch recht nog steeds geen éénduidig ondernemingsbegrip: in het rechtsverkeer kruisen handelaars, koopmannen, ondernemers en handelsvennootschappen elkaar nog steeds dagelijks. De geprojecteerde wetswijziging hanteert een eenduidig ondernemingsbegrip, waaronder niet slechts kooplieden ressorteren, maar ook vrij beroepers, landbouwers en professionals werkzaam in de non-profitsector zullen er voortaan onder vallen. Ook zij ondernemen immers allen, in die zin dat een overschot van inkomsten op uitgaven voor hun duurzaamheid evenzeer is vereist als in de handel en industrie. Het materieel criterium – het nastreven van een economisch doel – zal aldus verlaten worden om onder de toepassing van de economische wetgeving te vallen.
Naar Belgisch recht houdt dit een vrij grote omwenteling in: zo zullen ook onder meer vrij beroepers toegang hebben tot de economische insolventieprocedures, en zullen zij zich ook kunnen wenden tot de tot ondernemingsrechtbanken herdoopte rechtbanken van koophandel, waarin lekenrechters – ondernemingsrechters – uit andere sectoren dan de klassieke koophandel zullen aangeworven worden.
Voorts worden er ook vernieuwingen in het insolventierecht gesuggereerd. Op wetgevend vlak zou ernaar gestreefd worden om alle teksten overzichtelijk te bundelen in één boek van het Wetboek economisch recht. De wetgeving zou ook gemoderniseerd worden, wat zou moeten leiden tot een volledig elektronische (insolventie)procedures waarin alle actoren een meer actieve rol spelen, en waarin de relevante informatie doelgericht wordt uitgewisseld door een Centraal Register Solvabiliteit. Vooral de reeds hoger aangehaalde uitbreiding van de toegang tot insolventieprocedures, waardoor elke ondernemer ertoe wordt toegelaten, en de bijkomende mogelijkheid om gespecialiseerde insolventiefunctionarissen aan te stellen per type onderneming, lijkt een erg interessante vernieuwing.
Tevens streeft men ernaar om een zogenoemd ‘stil faillissement’ in te voeren, wat het een onderneming zou mogelijk maken om op een discrete wijze en zonder publiciteitsmaatregelen een echt faillissement voor te bereiden. Ook zou er in verband met de thans erg diverse en verspreide wetgeving rond bestuurdersaansprakelijkheid, een coherent geheel van regels ingevoerd worden, met de invoering van een wrongful trading-concept.
Bovenstaande krachtlijnen van de thans in voorbereiding zijnde wetgeving lijken, alleszins wat het ondernemingsrecht betreft, erg interessante wijzigingen te voorspellen.
Wordt hopelijk vervolgd.
Auteur: Georges DE SUTTER- Advocaat