De “vereffeningsinstelling” is in België de centrale instelling waar alle effecten (gedematerialiseerde effecten) worden verzameld. In België zijn er twee grote: het effectenvereffeningsstelsel van de Nationale Bank van België en Euroclear Belgium (voor de actuele lijst van de vereffeningsinstellingen naar Belgisch recht raadpleegt u best volgende website: https://www.nbb.be/nl/financieel-toezicht/prudentieel-toezicht/toezichtsdomeinen/vereffening-en-verrekeningsinstellingen-5).
Als belegger moet je een effectenrekening openen, ofwel rechtstreeks bij een erkend rekeninghouder, ofwel bij een financiële tussenpersoon die op zijn beurt een rekening heeft bij een erkend rekeninghouder. Er zijn maar een beperkt aantal erkende rekeninghouders (voor de lijst: zie https://www.nbb.be/nl/financieel-toezicht/prudentieel-toezicht/toezichtsdomeinen/bewaring/lijsten/lijst-van-de-erkende) die bij de “vereffeningsinstelling” rekeningen mogen openen, waarop de (gedematerialiseerde) effecten die je als belegger aankoopt, worden gestort.
De vereffeningsinstelling houdt alle effecten van dezelfde categorie, en met dezelfde rechten eraan verbonden, samen op een rekening zonder onderscheid naar wie uiteindelijk de eigenaar ervan is. Als belegger kan je dus niet precies aanduiden welke gedematerialiseerde effecten juist van u zijn. De vereffeningsinstelling vormt de verbinding tussen de beleggers en de erkende rekeninghouders.
De boeking op de rekening van effecten vestigt een (onlichamelijk) mede-eigendomsrecht (art. 468 Wetboek Vennootschappen) in hoofde van de belegger op de universaliteit/algemeenheid van dezelfde categorie. De belegger beschikt aldus over een zakelijk recht en beschikt krachtens artikel 471 Wetboek Vennootschappen over een revindicatierecht in geval van faillissement van de erkende rekeninghouder.
Wanneer de erkende rekeninghouder aldus failliet zou gaan of in een andere vorm van samenloop terechtkomt, kunnen de beleggers (als eigenaars/titularissen van een effectenrekening) deze effecten terugvorderen. Deze terugvordering gebeurt op collectieve wijze en vormt een aparte massa die niet in de boedel van de failliete rekeninghouder valt.
In het (eerder theoretische) geval dat de universaliteit/algemeenheid onvoldoende effecten bevat om alle vorderingen van de beleggers/titularissen te voldoen (bijvoorbeeld indien de gefailleerde rekeninghouder onrechtmatig effecten uit de algemeenheid zou hebben overgedragen, wat in de praktijk zelden voorkomt), wordt de algemeenheid pro-rata verdeeld onder de beleggers (eigenaars) in verhouding tot hun rechten. Indien de gefailleerde rekeninghouder zelf eigenaar was van een aantal effecten van dezelfde categorie, worden deze effecten gebruikt om de algemeenheid aan te vullen.( L. VAN DEN STEEN, “Effecten aan toonder en gedematerialiseerde effecten”, NJW 2007, 770-777)
Als belegger is je effectenportefeuille dus goed beschermd. Daarom wordt in het (eerder theoretische) geval dat de algemeenheid onvoldoende effecten bevat om alle vorderingen te voldoen, slechts voorzien in een maximale dekking van EUR 20.000,- per persoon en per financiële instelling.
De regelgeving met betrekking tot effectenrekeningen werd opgenomen in artikelen 468 tot 475ter van het wetboek vennootschappen.
Aarzel niet ons te contacteren voor verdere vragen.
Auteur: Dirk HUYGENS – Advocaat-vennoot