Vrije beroepers, oa artsen of plastisch chirurgen, zijn in België vaak nog beperkt in hun vrijheid om reclame te voeren. Dit in tegenstelling tot vrije beroepers in andere lidstaten van de Europese Unie.
Voor tandartsen geldt er, op basis van de wet van 15 april 1958, echter een algeheel verbod op reclame. Dit verbod op reclame heeft een niet te miskennen impact op het vrij verkeer van vestiging en diensten, en is doorgaans in strijd met deze vrijheden. De Belgische wetgever moet zich bewust worden van dit probleem aangezien de concurrentie in het buitenland niet stilzit en steeds vaker zijn pijlen richt op de Belgische markt.
Een verbod op iedere vorm van reclame die de afzet van diensten op het gebied van de gezondheidszorg kan bevorderen hindert beroepsbeoefenaren afkomstig uit andere lidstaten sterker dan beroepsbeoefenaren uit de ontvangende lidstaten.
Een dergelijke beperking kan evenwel gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de bescherming van de volksgezondheid. Doorgaans is reclame er op gericht een individu in de markt te plaatsen waardoor de concurrentie vergoot wordt en zodoende ook de kwaliteit van de zorg. Beperkte reclame, waar vrije beroepers allersoorten zich kunnen profileren op de markt moet worden toegelaten. Een verbod op hollen, niet-objectieve, slogans lijkt wel aangeraden. Maar een tandarts die zijn prijzen bekendmaakt, diensten aanprijst en aanhaalt waar deze gestudeerd heeft kan enkel de consument, of de patiënt, te goeden komen.
Het is ook in deze zin dat het Hof van Justitie te Luxemburg zich op 4 mei 2017 heeft uitgesproken betreffende een in België gevestigde tandarts. Tussen 2003 en 2014 stond er voor de praktijk van de desbetreffende tandarts een aankondigingsplaat met daarop zijn naam, de vermelding dat hij tandarts is, het adres van zijn website en het telefoonnummer van zijn praktijk. Daarnaast had hij een website opgezet om patiënten te informeren over de verschillende soorten behandelingen die hij in zijn praktijk aanbood. Tot slot had hij advertenties in lokale dagbladen geplaatst.
Naar aanleiding van een klacht van het Verbond der Vlaamse tandartsen, een beroepsvereniging van tandartsen, werd de tandarts strafrechtelijk vervolgd. Het Belgische recht verbiedt immers alle reclame voor mond- en tandverzorging op absolute wijze.
De tandarts, naar onze mening terecht, argumenteerde dat de betrokken Belgische regels in strijd zijn met het Unierecht, onder meer met de richtlijn inzake elektronische handel en het vrij verkeer van diensten.
Hef Hof van Justitie volgde de tandarts in zijn redenering en oordeelt dat de richtlijn inzake elektronische handel zich verzet tegen een wettelijke regeling zoals de Belgische, waarbij alle commerciële communicatie via elektronische weg ter promotie van mond- en tandverzorging wordt verboden, ook die door middel van de website van een tandarts.
Volgens het Hof kunnen beroepsregels immers de inhoud en de vorm van commerciële communicatie afbakenen, maar mogen zij niet op algemene en absolute wijze elke vorm van online reclame gericht op de promotie van de activiteit van een tandarts verbieden. Bovendien verzet de vrijheid van dienstverrichting zich tegen een nationale wettelijke regeling waarbij alle reclame voor mond- en tandverzorging op algemene en absolute wijze wordt verboden.
In dat verband is het Hof van oordeel dat een reclameverbod voor een bepaalde activiteit voor de personen die deze activiteit uitoefenen, de mogelijkheid beperkt om bekendheid te verwerven bij potentiële klanten en de diensten te promoten die zij aan hen wensen aan te bieden. Een dergelijk verbod beperkt dus de vrijheid van dienstverrichting.
Het Hof erkent dat de doelstellingen van de betrokken wettelijke regeling, namelijk bescherming van de gezondheid en de waardigheid van het beroep van tandarts, dwingende vereisten van algemeen belang zijn die een beperking van de vrijheid van dienstverrichting kunnen rechtvaardigen. Een intensief gebruik van reclame of een keuze voor reclameboodschappen die agressief zijn of de patiënt zelfs zouden kunnen misleiden over de aangeboden zorg, kan de bescherming van de gezondheid immers schaden en afbreuk doen aan de waardigheid van het beroep van tandarts, doordat het imago van dit beroep wordt beschadigd, de relatie tussen tandarts en patiënt verandert en de verstrekking van niet-adequate en onnodige zorg in de hand wordt gewerkt. Een algemeen en absoluut verbod van alle reclame gaat volgens het Hof echter verder dan wat noodzakelijk is om de nagestreefde doelstellingen te verwezenlijken. Die doelstellingen zouden kunnen worden bereikt door middel van minder beperkende maatregelen die – in voorkomend geval strikt – afbakenen welke vormen van communicatie tandartsen op welke wijze mogen gebruiken.
In opvolging van deze rechtspraak dient de minister van volksgezondheid dringend de regels betreffende het verbod op reclame voor tandartsen te regulariseren met de Europese rechtspraak en wetgeving om de concurrentiepositie van Belgische mond- en tandverzorging specialisten in Europa te versterken.
Het hierboven besproken arrest betrof een prejudiciële vraag van de Belgische rechtbank. Het is dus uitkijken wat onze rechterlijke macht omtrent dit verbod gaat bepalen, het arrest van het Europees Hof indachtig. Toch lijkt een bescheiden vorm van reclame waarbij de tandarts een aankondigingsplaat heeft met daarop zijn naam, de vermelding dat hij tandarts is, het adres van zijn website en het telefoonnummer van zijn praktijk, toegelaten. Daarnaast is een website met informatie over de verschillende soorten behandelingen die een praktijk aanbied volgens het Europees Hof van Justitie wel degelijk toegelaten.
Auteur: Jay-Aron WOODROW – Advocaat