De Vlaamse regering voert een 30-tal nieuwe handelingen en werken toe aan het lijstje van activiteiten waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning vereist is, en waarvoor ook in de nabije toekomst geen omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen nodig zal zijn.
Een overzicht.
Het besluit van 15 juli 2016 tot wijziging van het Vrijstellingenbesluit vangt echter aan met een overzichtje van situaties waarop de vrijstellingsregeling nooit van toepassing kan zijn. Zo geldt het huidige Vrijstellingenbesluit alleen als de vrijgestelde handelingen niet ingaan tegen de bepalingen van stedenbouwkundige verordeningen of stedenbouwkundige vergunningen. De regering verduidelijkt dat hier met ‘stedenbouwkundige verordeningen‘ niet enkel de verordeningen bedoeld worden die op gemeentelijk vlak gelden, maar ook de verordeningen die op provinciaal of gewestelijk vlak afgekondigd worden, zoals de Gewestelijke Hemelwaterverordening.
Bovendien is het Vrijstellingenbesluit niet van toepassing als voor de bewuste handelingen of werken één van de volgende documenten moet worden opgemaakt een:
Met andere woorden, telkens er een mer, passende beoordeling of mober moet worden opgemaakt, moet er sowieso een stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning worden aangevraagd. Die bepaling stond al ingeschreven in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, maar wordt voor alle zekerheid hernomen in het Vrijstellingenbesluit.
De bepalingen van het Vrijstellingenbesluit gelden evenmin als de handelingen plaatsvinden:
Tenzij het zou gaan om handelingen die uitgevoerd worden door, of in opdracht van de beheerder zelf van die waterloop of gracht.
De Vlaamse regering staat al 13 vrijstellingen toe voor handelingen in, aan en bij woningen. Het nieuwe wijzigingsbesluit verduidelijkt 2 van die bestaande vrijstellingen (puntjes 6° en 8°), en voegt 3 nieuwe vrijstellingen toe (puntjes 14° – 16°).
Zo is er géén stedenbouwkundige vergunning nodig:
De meeste van die vrijstellingen gelden vanaf nu ook voor bedrijfswoningen.
De vrijstelling voor het plaatsen open afsluitingen met een hoogte van maximum 2 meter én toegangspoorten wordt overgenomen in het regime van de ‘andere gebouwen dan woningen’. Bovendien wordt die vrijstelling nog versoepeld in afgebakend zeehavengebied. Dat is binnen de grenzen van de havens van Oostende, Zeebrugge, Gent en Antwerpen. Daar kunnen zonder vergunning toegangspoorten en open afsluitingen geplaatst worden tot een hoogte van 3 meter.
Een soepeler regime voor zeehavengebieden zal nog meerdere keren terugkeren in het wijzigingsbesluit.
Opmerkelijk is dat hier ook een vrijstelling van stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen wordt ingevoerd voor de voorlopige opslag van afvalstoffen, als de opslag plaats vindt op de plaats van productie en de opslag gebeurt in functie van een georganiseerde, regelmatige afvoer van de afvalstoffen.
De vrijstelling voor de glasbollen en aanverwante wordt overgenomen, maar hier wordt de toegelaten oppervlakte verdubbeld, namelijk tot 20 m². Deze vrijstelling maakt het bijvoorbeeld mogelijk om inzamelrecipiënten te plaatsen op de parkings van warenhuizen.
Kleine tuinconstructies bij woningen waren al vrijgesteld. Vanaf nu geldt die vrijstelling voor het plaatsen van brievenbussen, tuinornamenten, barbecues en dergelijke ook voor industriële gebouwen.
Er is ook vrijstelling van vergunningsplicht voor het plaatsen van elektrische laadpalen.
In industriegebied worden er enkele belangrijke versoepelingen doorgevoerd. Er is geen stedenbouwkundige vergunning nodig voor de plaatsing van andere constructies dan gebouwen binnen een straal van 50 m rond een gebouw of verharding in afgebakend zeehavengebied. In de andere gebieden blijft de grens van 30 m gelden. De constructies mogen in principe niet hoger zijn dan 10 m, maar in zeehavengebied geldt het dubbele.
De vrijstelling voor inrichtingen van klasse 1 of 2 valt echter weg.
De vrijgestelde constructie mag niet groter zijn dan 200 m².
En de constructie moet bovendien op 30 m afstand liggen van een woongebied in de ruime zin of van een ruimtelijk kwetsbaar gebied (buiten parkgebied). Ze moet sowieso ten minste 5 meter van de perceelsgrenzen blijven.
Bovendien moet het gebied bereikbaar blijven voor de hulpdiensten.
Er wordt daarnaast een specifiek vrijstellingsregime ingevoerd voor het plaatsen van ‘stedenbouwkundig verantwoorde gebouwen’ én voor het aanleggen van verhardingen. Die regimes moeten echter samengelezen worden met de Gewestelijke Hemelwaterverordening, die het plaatsen van infiltratie- en buffervoorzieningen verplicht maakt.
Al die vrijstellingen worden wel enigszins ingeperkt doordat ze nooit gelden in gebieden die deel uitmaken van het netwerk voor ecologische infrastructuur, zoals dat werd aangeduid op een managementplan of in een soortenbeschermingsprogramma. De vrijgestelde handelingen mogen ook niet gepaard gaan met ontbossing.
Land- en tuinbouwers genoten al vrijstelling van stedenbouwkundige vergunning voor het plaatsen van tijdelijke constructies in functie van hun beroep. Voortaan genieten zij ook vrijstelling van vergunning voor het plaatsen van blijvende constructies met een hoogte tot 3,5 meter of tot 1,5 meter boven de teelt, als die constructies dienen voor de teelt of bescherming van landbouwgewassen (zoals anti-hagelnetten, plastic tunnels of windschermen) of om hemelwater op te vangen.
In ruimtelijke kwetsbaar gebied, in erosiegevoelig gebied, en in effectief overstromingsgevoelig gebied is wél nog een stedenbouwkundige vergunning vereist.
De vrijstelling geldt ook niet voor hagelkanonnen, glasconstructies en echte gebouwen.
Land- en tuinbouwers krijgen verder vrijstelling van vergunning voor het plaatsen van een erosiedam van maximaal 1 meter hoog (boven het maaiveld), op voorwaarde dat de dam bestaat uit plantaardig materiaal (zoals houthaksel, kokosbalen, wilgentenen of strobalen) en geplaatst wordt langs de stroomafwaartse perceelsgrens van het erosiegevoelige perceel. Uiteraard moet de waterhuishouding van de lager gelegen terreinen van andere eigenaars gerespecteerd worden.
De huidige vrijstelling voor het plaatsen van schuilhokken voor weidedieren wordt uitgebreid. Die vrijstelling geldt voortaan voor hokken op een gezamenlijke oppervlakte tot 40 m², i.p.v. 20 m².
Er is tot slot geen vergunning meer nodig voor sleufsilo?s rond het erf en voor de tijdelijke opslag van met folie afgedekte groenvoeders buiten ruimtelijk kwetsbaar gebied. En, net als in industriegebied, komt er een algemene vrijstelling voor het plaatsen van allerhande constructies – buiten gebouwen of verhardingen – die in functie staan van de beroepsuitoefening. Constructies voor nevenactiviteiten, zoals voor hoeveverkoop, zijn uitgesloten.
Ook hier zijn de vrijstellingen onderworpen aan bijkomende voorwaarden. Zo mogen de handelingen niet gepaard gaan met ontbossing, mogen de constructies nooit vóór de rooilijn geplaatst worden, enz.
Opmerkelijk is dat de Vlaamse regering een compleet nieuwe groep van vrijstellingen invoert: namelijk voor kleine wijzigingen van het reliëf van een terrein. Zo is een stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen niet meer nodig bij reliëfwijzigingen als aan de volgende voorwaarden voldaan is:
Het wijzigingsbesluit voert daarnaast nog extra vrijstellingen door in groengebied (bv. voor het vellen van gevaarlijke bomen of voor agroforestry), ten aanzien van tijdelijke handelingen en constructies, wijzigingen van al ingerichte terreinen, publiciteitsinrichtingen, handelingen op het openbaar domein, handelingen van algemeen belang, en installaties voor telecommunicatie.
We gaan er hier niet dieper op in.
Het besluit van 15 juli 2016 dat al deze vrijstellingen doorvoert, versoepelt ook nog de meldingsplicht, maar verstrengt de Gewestelijke Hemelwaterverordening.
In werking op:
Bron: Besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016 houdende wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot bepaling van handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is, van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 betreffende de meldingsplichtige handelingen ter uitvoering van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en van artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater, BS 19 september 2016.