Nadat het Europees Parlement op 26 maart 2019 reeds in het voordeel van de nieuwe auteursrechtrichtlijn had gestemd, heeft op 15 april 2019 ook de Raad van de Europese Unie haar fiat gegeven. Daarmee heeft het voorstel van de Europese Commissie dat reeds dateert van 2016 zijn finale hindernis overwonnen.
De “Richtlijn inzake auteursrechten in de digitale eengemaakte markt” vormt een welkom initiatief ter modernisering van het auteursrecht binnen de Unie. Het vormt een aanvulling op de zogenaamde Infosoc-richtlijn van 2001. Deze vorige richtlijn was nog gebaseerd op een auteursrechtelijk landschap waarin geen sprake was video-on-demand of van sociale media zoals Facebook of YouTube, die beide pas rond 2005 het levenslicht zagen. De verregaande digitalisering noopte ook het auteursrecht tot een dringende update. Deze essentiële behoefte aan modernisering was een van de redenen die uiteindelijk toch een consensus heeft mogelijk gemaakt.
Hieronder overlopen we kort de belangrijkste wijzigingen die de nieuwe auteursrechtrichtlijn met zich meebrengt.
Vasthoudende aan het uitganspunt van het auteursrecht dat voor onder meer de reproductie van een beschermd werk steeds de toestemming van de auteur nodig is, voert de nieuwe richtlijn een aantal bijkomende uitzonderingen op deze toestemmingsvereiste in.
De eerste zulke uitzondering is deze voor tekst- en datamining met het oog op wetenschappelijk onderzoek (artikel 3). Voor de hand liggende voorwaarde hierbij is dat de uitzondering enkel geldt voor werken of andere materialen waartoe de onderzoekers rechtmatige toegang hebben.
Ten tweede verfijnt de richtlijn de reeds bestaande onderwijsexceptie (artikel 5). Deze uitzondering beoogt het gebruik van werken en andere materialen onder de verantwoordelijkheid van een onderwijsinstelling, in haar gebouwen of elders, dan wel door middel van een beveiligd elektronisch leerplatform.
Ten derde wordt een uitzondering ingevoerd ter behoud van cultureel erfgoed (artikel 6). Hiermee stelt de Europese wetgever tot doel instellingen voor cultureel erfgoed toe te laten kopieën van werken of andere materialen die permanent deel uitmaken van hun collecties, in welke vorm of welk medium dan ook te maken, met het oog op het behoud ervan.
Maatregelen om de licentieverlening te verbeteren en een ruimere toegang tot inhoud te verzekeren
Behalve de nieuwe uitzonderingsregelingen, sleutelt de richtlijn ook aan de licentieverlening op auteursrechtelijk beschermde werken.
Zo regelt zij met name het gebruik van werken en andere materialen die niet of niet meer in de handel zijn door instellingen van cultureel erfgoed (artikel 8). De nieuwe richtlijn voorziet dat een organisatie voor collectief beheer, onder bepaalde voorwaarden, met een instelling voor cultureel erfgoed een niet-exclusieve licentieovereenkomst voor niet-commerciële doeleinden mag sluiten van niet of niet meer in de handel zijnde werken of andere materialen, ongeacht of alle rechthebbenden waarvoor de licentie geldt de organisatie voor collectief beheer gemandateerd hebben.
Meer algemeen voorziet de nieuwe richtlijn ook in een mogelijkheid voor de lidstaten om ruimere maatregels te nemen met het oog op de vergemakkelijking van collectieve licentieverlening door organisaties voor collectief beheer. De richtlijn spreekt van collectieve licentieverlening met een verruimd effect (artikel 12).
Wat betreft de toegang tot en beschikbaarheid van audiovisuele werken op video-on-demandplatforms (artikel 13), bepaalt de nieuwe richtlijn dat partijen die moeilijkheden ondervinden met betrekking tot de licentieverlening voor rechten, wanneer zij een overeenkomst wensen te sluiten voor de beschikbaarstelling van audiovisuele werken op video-on-demanddiensten, een beroep moeten kunnen doen op de bijstand van een onpartijdige instantie of van bemiddelaars.
Als laatste onder dit deel bepaalt de richtlijn nog omtrent de werken van beeldende kunst in het publieke domein (artikel 14) dat wanneer de beschermingstermijn van een werk van beeldende kunst is afgelopen, materiaal dat voortvloeit uit een reproductiehandeling met betrekking tot dat werk, niet onderworpen is aan het auteursrecht of naburige rechten, tenzij het uit die reproductiehandeling resulterende materiaal origineel is in die zin dat het de eigen intellectuele schepping van de auteur is.
Dit laatste onderdeel is zonder twijfel het meest spraakmakende. Onder meer de in dit deel vervatte ‘uploadfilter’ heeft voor heel wat vertraging gezorgd bij het aannemen van de richtlijn.
Een eerste werkingsmaatregel betreft de bescherming van perspublicaties met betrekking tot onlinegebruik (artikel 15). Hiermee wil de richtlijn meer bescherming bieden aan de uitgevers van dergelijke publicaties, zij het wel zonder afbreuk te doen aan de rechten van de auteur of andere rechthebbenden. Op deze nieuwe bescherming worden uitzonderingen gemaakt voor niet-commercieel gebruik door individuele gebruikers, hyperlinking en het gebruik van losse woorden of zeer korte fragmenten van een perspublicatie.
De ‘uploadfilter’ wordt in de richtlijn geregeld onder het gebruik van beschermde content door aanbieders van een onlinedienst voor het delen van content (artikel 17). Ondanks aanzienlijke maatschappelijke tegenstand door de #SaveYourInternet-beweging, werd het felbesproken “artikel 13” (naar haar nummering in het oorspronkelijk voorstel) dus toch aangenomen. Het artikel werd wel uitgebreid genuanceerd en er is onder meer een beperking voorzien voor ‘nieuwe aanbieders van een onlinedienst voor het delen van content’.
Mocht u over dit alles vragen hebben, aarzel niet ons te contacteren.
Corbus Advocaten cvba