news

Interne meerwaarden voortaan belast (art. 96-99 PW 2017)

29
12
‘16

Tot vóór 1 januari 2017 konden dividenden belastingvrij worden uitgekeerd door een werkvennootschap aandelen te laten onderbrengen (verkoop of inbreng) in een holdingvennootschap. Die vennootschap deed vervolgens een kapitaalvermindering waardoor de oprichters/natuurlijke personen konden genieten van belastingvrije gelden.

Maar voortaan worden deze ‘interne meerwaarden’ beschouwd als reserves in het kapitaal van de vennootschap. Dat betekent dat het deel van het kapitaal dat hoger is dan het werkelijk volstort kapitaal van de ingebrachte vennootschap bij de latere kapitaalvermindering wordt beschouwd als een dividend.

De programmawet van 25 december 2016′ stelt deze ?interne meerwaarde? nu belastbaar tegen het ?normale tarief? van de roerende voorheffing (RV). Er is voortaan 30% RV verschuldigd bij inbrengen die plaatsvinden vanaf 1 januari 2017.

Gestort kapitaal van buitenlandse vennootschappen

De programmawet 2017 verduidelijkt het begrip ‘gestort kapitaal’ met betrekking tot buitenlandse vennootschappen, zodat er geen twijfel kan bestaan over de toepassing van artikel 97 van het WIB 1992, wanneer er een inbreng in een buitenlandse vennootschap plaatsvindt, gevolgd door een terugbetaling van gestort kapitaal via een kapitaalvermindering van deze vennootschap.

Daartoe wordt uitdrukkelijk in het WIB 1992 vermeld dat zowel de terugbetalingen van gestort kapitaal verkregen van een binnenlandse vennootschap ter uitvoering van een vermindering van het maatschappelijk kapitaal, overeenkomstig de bepalingen van het Wetboek van vennootschappen, als de terugbetalingen van gestort kapitaal verkregen van een buitenlandse vennootschap overeenkomstig de bepalingen van het vennootschapsrecht dat van toepassing is op deze buitenlandse vennootschap, geen dividenden vormen.

Ingeval van verrichtingen gedaan door een buitenlandse vennootschap, moet het begrip ‘gestort kapitaal’ begrepen worden zoals voorzien in de vennootschapsbelasting (overeenkomstig de algemene definitie van het begrip ‘gestort kapitaal’ in art. 2, § 1, 6°, WIB 1992).
(wijziging art. 18, eerste lid, 2° en 2°bis en nieuw vierde lid, WIB 1992; art. 96, PW 2017).

Toepassing algemene antimisbruikbepaling

Indien een inbreng van aandelen van een vennootschap in een andere vennootschap moet beschouwd worden als een normale verrichting van beheer van privévermogen, is de eventueel verwezenlijkte meerwaarde bij de inbreng niet belastbaar. Bij de inbrengverkrijgende vennootschap wordt het gestort kapitaal geacht overeen te stemmen met de werkelijke waarde van de ingebrachte aandelen (dus incl. meerwaarde), in de mate dat de inbreng vergoed wordt in aandelen. Vervolgens zou de inbreng verkrijgende vennootschap de van de exploitatievennootschap ontvangen dividenden (die in aanmerking komen voor DBI-aftrek) niet wederuitkeren als dividend, maar als terugbetaling van gestort kapitaal via een kapitaalvermindering. Dergelijke verrichtingen waarbij de inbreng heeft plaatsgevonden vóór 1 januari 2017, zouden in bepaalde gevallen onder de toepassing van de antimisbruikbepaling van artikel 344, § 1, WIB 1992 kunnen vallen.
De minister van Financiën heeft aangekondigd dat er ?voor inbrengen die gedaan zijn vóór 1 januari 2017 een controleactie opgestart wordt in het kader van de eventuele toepassing van de algemene antimisbruikbepaling?.

Voor inbrengen die plaatsvinden vanaf 1 januari 2017 wordt artikel 184, derde lid van het WIB 1992 nu aangepast.
Dit artikel voorziet reeds een stelsel van fiscale neutraliteit indien de verwezenlijkte meerwaarde vrijgesteld wordt in als de inbreng verkrijgende vennootschap door de inbreng meer dan 50% van de aandelen verwerft of, indien ze die reeds had, haar belang verder verhoogt (art. 45, § 1, eerste lid, 2°, WIB 1992). In die gevallen wordt het deel van de waarde van de ingebrachte bestanddelen dat overeenstemt met de door de inbrenger verwezenlijkte meerwaarde, niet als gestort kapitaal aangemerkt, maar als een belaste reserve.

Artikel 184, derde lid van het WIB 1992 wordt nu zo aangepast dat ook in de gevallen waarbij de meerwaarde niet belastbaar is (overeenkomstig art. 90, eerste lid, 9°, eerste streepje of art. 228, § 2, 9°, h), WIB 1992) de voornoemde fiscale behandeling van toepassing wordt (art. 97, PW 2017).

Ten slotte wordt ook in artikel 198, § 2 van het WIB 1992 een nieuw lid ingevoegd waarmee bij toepassing van artikel 198, § 1, 7°, WIB 1992, ingeval van verrichtingen gedaan door een buitenlandse vennootschap, het begrip ‘gestort kapitaal’ moet begrepen worden zoals voorzien in de vennootschapsbelasting (overeenkomstig de algemene definitie van het begrip ‘gestort kapitaal’ in art. 2, § 1, 6°, WIB 1992).

Bron: Programmawet van 25 december 2016, BS 29 december 2016 (art. 96 en art. 97-99)

Zie ook:
Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 (WIB 1992), BS 30 juli 1992 (art. 18, art. 184, derde lid en art. 198, § 2)