news

Geen concurrentiebeding zonder deelbaarheidsbeding

09
10
‘15

Geen concurrentiebeding zonder deelbaarheidsbeding

In veel overeenkomsten staan er bepaalde clausules die door de meeste mensen louter als opvulsel en advocatenjargon worden beschouwd. “Moet dat er nu echt in staan?” is dan een veel gehoorde opmerking. Ja, dat moet er echt in staan. De tijd dat een advocaat zijn ereloon nog per getypte lettergreep of per geschreven paginavel begrootte, is ondertussen wel verleden tijd. De enige reden waarom advocaten dergelijke clausules in overeenkomsten inlassen, is omdat dit in het voordeel van de cliënt is. Een voorbeeld van dergelijke louter “opvullende” bepaling is het deelbaarheidsbeding (ofwel severability clause).

Een deelbaarheidsbeding is een clausule die bepaalt dat in het geval een deel van een contract of een clausule nietig of niet-uitvoerbaar is, het resterende deel van dit contract of die clausule toch nog steeds geldig en uitvoerbaar moet blijven. Het voorziet aldus een “automatische” matiging van een ongeldige bepaling tot deze ongeldige bepaling toch een geldige toepassing zal hebben. Vele mensen zullen nu nog steeds denken wat hier nu juist het nut van is. Een contract is toch ofwel geldig ofwel nietig? Wel, in twee recente arresten (van 23 januari 2015 en 25 juni 2015) heeft het Hof van Cassatie een standpunt ingenomen waarin duidelijk het nut van dergelijk deelbaarheidsbeding wordt aangetoond, met name voor wat betreft niet-concurrentiebedingen.

Niet-concurrentiebedingen zijn lastige beestjes, die vaak worden opgenomen in overeenkomsten (bv. bij de overdracht van een handelszaak of bij een zelfstandige samenwerkingsovereenkomst). Niet-concurrentiebedingen worden bedongen om te vermijden dat de andere partij zo maar met je belangrijkste klanten aan de haal gaat. Handig dus, zo’n niet-concurrentiebeding. Uiteraard zit er wel een addertje onder het gras. Een niet-concurrentiebeding is echter een beperking van de vrijheid van handel en nijverheid, zoals dit vastgelegd is in artikel II.2 van het Wetboek Economisch Recht. Het zou maar al te gemakkelijk zijn om je rechtstreekse concurrenten een levenslang verbod op concurrentie op te leggen. Daarom moet dergelijk beding drie elementen bevatten zodat het als een toegelaten beperking op de vrijheid van handel en nijverheid kan worden benaderd. Een niet-concurrentiebeding moet aldus beperkt zijn naar:

voorwerp, ofwel de activiteiten die niet mogen uitgeoefend worden onder het niet-concurrentiebeding;

territorium, ofwel de geografische plaats waar die activiteiten niet uitgeoefend mogen worden;

duurtijd, ofwel de periode wanneer die activiteiten niet uitgeoefend mogen worden.

 

Als het niet-concurrentiebeding in de mist gaat m.b.t. één van deze elementen, heeft dit in principe tot gevolg dat het een niet-toegelaten beperking op de vrijheid van handel en nijverheid zal uitmaken. Zo kan een niet-concurrentiebeding misschien geen duidelijke omschrijving qua voorwerp vastleggen (u bent schrijnwerker, mag ik dan geen loodgieter worden?), of geen beperking qua territorium bevatten (vreest u om uw potentiële klanten in Curaçao te verliezen?), of kan zij qua duurtijd een veel te lange periode van bv. 20 jaar opleggen (binnen 20 jaar ben ik al pensioengerechtigd!). Als er iets schort met het niet-concurrentiebeding, zal men zich dus de vraag moeten stellen: totale nietigheid van het niet-concurrentiebeding, of kan er misschien toch nog een beperktere en wel toegelaten uitwerking aan gegeven worden?

In de twee voormelde arresten heeft het Hof van Cassatie geoordeeld dat ingeval een niet-concurrentiebeding in strijd zou met de vrijheid van handel en nijverheid, dit concur-rentiebeding niet zo maar integraal vernietigd mag worden, maar dat de rechter dan re-kening moet houden met de wil van de partijen en met de mogelijkheid om het niet-concurrentiebeding te beperken tot dat deel ervan dat wel geldig is. Wel, hier zal een deelbaarheidsbeding dan haar nut kunnen tonen. Als de partijen immers een deelbaar-heidsbeding opnemen in hun overeenkomst, dan maken zij duidelijk dat het hun wil is om een niet-concurrentiebeding dat de toepasselijke limieten zou overstijgen, toch willen aanvaarden in die mate dat het toegelaten is onder de vrijheid van handel en nijverheid. Een deelbaarheidsbeding kan dus wel degelijk een belangrijke clausule in verschillende soorten contracten zijn en dient bijgevolg niet enkel en alleen maar ter opvulling van die contracten.

Auteur: Alexander Schillebeeckx – Advocaat