Ons land krijgt een uniform rechtskader voor de bescherming van bedrijfsgeheimen. Een ondernemer die het slachtoffer werd van onrechtmatig gebruik van bedrijfsinformatie moest tot nu terugvallen op her en der verspreide bepalingen over fabrieksgeheimen in de arbeidsovereenkomstenwet, over oneerlijke concurrentie in het Wetboek van Economisch Recht en over buitencontractuele aansprakelijkheid in het Burgerlijk Wetboek.
Het nieuwe Belgische rechtskader komt er in uitvoering van richtlijn 2016/943, die voor bedrijfsgeheimen een minimale bescherming oplegt in alle lidstaten van de Europese Unie.
Een bedrijfsgeheim is volgens de nieuwe wettelijke bepalingen, informatie die tegelijkertijd voldoet aan 3 voorwaarden:
De bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken krijgt een plaatsje in het Wetboek van Economisch Recht. Meer bepaald in Boek XI. Maar om het onderscheid te kunnen maken met de échte intellectuele rechten, worden alle voorschriften rond de bescherming van bedrijfsgeheimen telkens gebundeld in een aparte titel en wordt het opschrift van Boek XI gewijzigd van ‘Intellectuele eigendom’ in ‘Intellectuele eigendom en bedrijfsgeheimen‘.
De nieuwe ‘Titel 8/1. – Bedrijfsgeheimen’ van Boek XI beschrijft wanneer een bedrijfsgeheim rechtmatig wordt verkregen, en wanneer dat niet het geval is.
Zo is er niets onrechtmatigs aan wanneer een bedrijfsgeheim wordt verworven ‘door een onafhankelijke ontdekking’, of wanneer het gaat om informatie die verstrekt moet worden in het kader van de uitoefening van het recht op informatie en raadpleging van de werknemers en hun vertegenwoordigers.
Het verkrijgen van een bedrijfsgeheim zonder de toestemming van de houder ervan, wordt echter als onrechtmatig beschouwd, als dat gebeurde door:
Het gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgeheim wordt als onrechtmatig beschouwd als dat – zonder de toestemming van de rechtmatige houder van het bedrijfsgeheim – gebeurt door een persoon die aan één van de volgende voorwaarden voldoet:
Het verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgeheim wordt ook als onrechtmatig beschouwd ?wanneer een persoon op het moment van het verkrijgen, gebruiken of openbaar maken wist, of gezien de omstandigheden, had moeten weten dat het bedrijfsgeheim direct of indirect werd verkregen van een andere persoon die het bedrijfsgeheim op een onrechtmatige manier gebruikte of openbaar maakte?.
Het produceren, aanbieden of in de handel brengen van inbreukmakende goederen, of de invoer, uitvoer of opslag van dergelijke goederen wordt ook als een onrechtmatig gebruik beschouwd als de betrokkene wist of had moeten weten dat het bedrijfsgeheim onrechtmatig werd gebruikt. Inbreukmakende goederen zijn goederen waarvan het ontwerp, de kenmerken, de werking, het productieproces of het in de handel brengen aanzienlijk baat hebben bij onrechtmatig verkregen gebruikte of openbaar gemaakte bedrijfsgeheimen.
Dezelfde titel 8/1 rondt af met een opsomming van de redenen die maken dat een verzoek tot toepassing van de maatregelen, procedures en rechtsmiddelen inzake het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van bedrijfsgeheimen kan worden afgewezen. Eén zo’n reden is bijvoorbeeld het onthullen van wangedrag, fouten of illegale activiteiten, op voorwaarde dat de verweerder handelde met het oog op de bescherming van het algemeen openbaar belang. Deze uitzondering is vooral van belang voor onderzoeksjournalisten en klokkenluiders?
Een nieuwe titel 9/1 van Boel XI heeft het over de ‘Burgerrechtelijke aspecten van de bescherming van bedrijfsgeheimen‘ en bevat – samen met de wijzigingen aan Boek XVII – vooral procedureregels.
De bodemrechter kan op verzoek van de houder van een bedrijfsgeheim verschillende maatregelen bevelen wanneer hij een inbreuk vast stelt: hij kan de gehele of gedeeltelijke vernietiging bevelen van de onterecht verkregen documenten of van de inbreukmakende voorwerpen, hij kan de inbreukmakende voorwerpen laten terugroepen uit de markt, enz. Hij kan ook een stakingsbevel uitvaardigen en daarover bestond tot nu enige twijfel in het Belgische recht.
Los daarvan kan de rechter ook een schadevergoeding toekennen.
Wanneer hij een bevel uitspreekt of corrigerende maatregelen oplegt, moet de rechter rekening houden met de specifieke omstandigheden. De wet heeft het dan bijvoorbeeld over de ‘waarde’ van het bedrijfsgeheim, over de maatregelen die al dan niet genomen werden om het geheim te beschermen, of over de effecten van het onrechtmatig gebruik.
In sommige gevallen kan de verweerder ook vragen dat de corrigerende maatregelen vervangen worden door een financiële schadeloosstelling.
De houder van een bedrijfsgeheim kan zich tot de voorzitter van de rechtbank van koophandel wenden, die beslist in kort geding.
In principe nemen de rechtbanken van koophandel kennis van alle vorderingen inzake het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van bedrijfsgeheimen. Zelfs als de betrokkenen geen ondernemingen zijn. Bovendien worden alle dossiers gecentraliseerd bij de rechtbanken van koophandel die hun zetel hebben bij één van de 5 hoven van beroep. De wetgever wil zo een zekere specialisatie uitbouwen op het vlak van bedrijfsgeheimen.
Op die regel zijn enkele uitzonderingen. De arbeidsrechtbanken blijven bevoegd wanneer zij in het kader van hún bevoegdheden geconfronteerd worden met een vordering inzake het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgeheim. En wanneer een onrechtmatig bedrijfsgeheim wordt ingeroepen door een verweerder, wordt de zaak verder afgehandeld door de rechter die bevoegd is voor de hoofdvordering (?le juge de l’action est le juge de l’exception?). De partijen kunnen hun geschil inzake een onrechtmatig bedrijfsgeheim ook altijd voorleggen aan een scheidsgerecht.
Vorderingen die betrekking hebben op bedrijfsgeheimen verjaren na 5 jaar, behalve als het gaat om een vordering uit een arbeidsovereenkomst.
De wetgever legt voortaan uitdrukkelijk een vertrouwelijkheidsverplichting op aan al wie betrokken is bij een gerechtelijke procedure rond bedrijfsgeheimen. Dus aan de advocaten, aan de partijen, aan de magistraten en het gerechtelijk personeel, aan getuigen, deskundigen en alle andere personen die door hun deelname aan de gerechtelijke procedure of door hun toegang tot de documenten die deel uitmaken van de procedure, kennis hebben gekregen van een bedrijfsgeheim of van een vermeend bedrijfsgeheim.
Het feit dat er tot nu geen dergelijke vertrouwelijkheidsverplichting bestond, belette veel houders van een bedrijfsgeheim om naar de rechter te stappen.
Tot slot wijzen we er nog even op dat in de arbeidsovereenkomstenwet staat dat een werknemer – zowel tijdens de looptijd van de overeenkomst, als erna – geen fabrieksgeheimen, zakengeheimen of geheimen in verband met persoonlijke of vertrouwelijke aangelegenheden mag bekendmaken waarvan hij bij de uitoefening van zijn beroepsarbeid kennis kan hebben.
De begrippen fabrieksgeheimen en zakengeheimen worden echter geschrapt en vervangen door een verwijzing naar de nieuwe term ?bedrijfsgeheimen? uit het Wetboek van Economisch Recht.
Dat betekent echter niet dat de werknemers nu fabrieksgeheimen mogen rondbazuinen. De begrippen ?fabrieksgeheim? en ?geheimen van de fabriek? (of: zakengeheimen) vallen volgens de toelichting van minister van Werk Kris Peeters allebei onder het ruimere ‘bedrijfsgeheim’.
En deze opmerking willen wij u ook niet onthouden. De wetgever is bij de omzetting van de Europese richtlijn zo dicht mogelijk bij de tekst van de richtlijn gebleven. Maar de regering waarschuwt in de toelichting dat er taalkundige verschillen mogelijk zijn tussen de Nederlandstalige en de Franstalige tekst. Die vloeien volgens haar voort uit de officiële vertalingen van de richtlijn, die gebaseerd zijn op de Engelse tekst. En zij besluit: ?In geval van twijfel in verband met de interpretatie dient dan ook naar de Engelstalige tekst van de richtlijn te worden verwezen??
Van toepassing:
Bron: Wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van bedrijfsgeheimen, BS 14 augustus 2018.
Zie ook:
Richtlijn (EU) 2016/943 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan, Pb.L. 15 juni 2016, afl. 157.