Het plan van aanpak voor de horeca voorziet in een paar bijzondere maatregelen, zoals de invoering van flexi-jobs. De wetgever heeft daartoe op 1 december 2015 een paar nieuwe begrippen geïntroduceerd, zoals de ‘flexi-job’ en het bijhorend ‘flexiloon’.
Maar een programmawet sleutelt nu al aan de nieuwe regels! Dat blijkt nodig om een correcte interpretatie van de regels te garanderen. Het was bijvoorbeeld niet duidelijk of aanvullende vergoedingen die bij cao worden vastgesteld, beschouwd moeten worden als flexiloon.
Dankzij de flexi-jobs kan men op een voordelige manier bijverdienen in de horeca, op voorwaarde dat er sociale bijdragen worden betaald in een hoofdjob. Er geldt een bijzondere werkgeversbijdrage van 25%.
In de wet van 16 november 2015 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken wordt het ‘flexiloon’ summier omschreven als ‘het nettoloon ter vergoeding van een prestatie geleverd in het kader van een flexi-job’.
Dat wordt nu:
Het begrip flexiloon omvat dus alle vergoedingen die in uitoefening van de flexi-job toegekend worden en die in de sociale zekerheid als loon gekwalificeerd worden.
Let wel, de uitsluitingen van het loonbegrip die bij KB vastgelegd zijn, vallen niet onder het begrip ‘flexiloon’. Dat is ook het geval voor bepaalde vergoedingen, zoals de bedrijfsvoertuigen, die niet onder de gewone bijdragen vallen, maar waarvoor een bijzondere bijdrage geldt, zo blijkt uit de toelichting bij de amendementen die de tekst ingevoerd hebben.
Daarnaast bepaalt de wetgever nu expliciet dat het minimaal bedrag – dat blijft 8,82 euro per uur, te indexeren – betrekking heeft op het hierboven aangehaalde ‘basisloon’. De bijkomende vergoedingen waar de werknemer op basis van een cao recht op heeft, zijn ook verschuldigd in het kader van de flexi-job en dit bovenop het basisloon, zo blijkt uit de toelichting. Het gaat hier onder andere over de premie voor zondag- en nachtwerk. Enkel het ‘basisloon’ moet vermeld worden in de raamovereenkomst.
De bezoldigingen in het kader van de flexi-jobarbeidsovereenkomst zijn vrijgesteld van inkomstenbelasting. De omschrijving van die vrijstelling in het wetboek van inkomstenbelastingen wordt ook vervangen om te zorgen voor meer duidelijkheid. De wetgever verwijst niet langer naar het ‘flexiloon’ en het ‘flexivakantiegeld’, maar naar de ‘bezoldigingen betaald of toegekend in uitvoering van de flexi-jobarbeidsovereenkomst’.
Samengevat: de werknemer heeft recht op alle bijkomende vergoedingen waarop een andere werknemer ook recht heeft. En deze vergoedingen vallen onder het begrip ‘flexiloon’.
We kunnen er tot slot op wijzen dat de Raad van State zich kritisch heeft uitgelaten over de nieuwe regeling. Zo stipt de Raad van State aan dat het niet duidelijk is waarom de bijkomende voordelen waarop de werknemer ingevolge een cao recht heeft, wel moeten worden begrepen onder het begrip ‘flexiloon’, maar niet in aanmerking worden genomen voor het bepalen van het minimumbedrag van het flexiloon.
De wetgever wil zorgen voor rechtszekerheid. En dat gebeurt ‘bij voorkeur vooraleer de eerste betalingen van loon op grond van het nieuwe stelsel worden uitgevoerd’. De aanpassingen worden retroactief doorgevoerd, met ingang van 1 december 2015. Op dezelfde datum dus als de bepalingen die aangepast worden. Want de amendementen veranderen niets. Ze zorgen enkel voor een verduidelijking van de oorspronkelijke wil van de wetgever, zo klinkt het.
Bron: Programmawet (I) van 26 december 2015, BS 30 december 2015 (art. 90-95 PW)
Zie ook:
Wet van 16 november 2015 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken, BS 26 november 2015 (art. 3 ev. DB Sociaal)