actualités

Persoonlijke aansprakelijkheid bij faillissement vennootschap

12
06
‘15

Persoonlijke aansprakelijkheid bij faillissement vennootschap

Wanneer bij een faillissement de schulden de baten overtreffen kunnen bestuurders persoonlijk aansprakelijk worden gesteld voor dit tekort indien zij een kennelijke grove fout hebben begaan die bijdroeg tot het faillissement. Bij een bvba vindt deze regel geen toepassing wanneer de omzet de afgelopen drie jaar gemiddeld lager was dan EUR 620.000,- en het balanstotaal bij het einde van het laatste boekjaar niet hoger was dan EUR 370.000,-.

Inzake bedrijfsvoorheffing en BTW is er een bijzonder regime van bestuurdersaansprakelijkheid in het leven geroepen dat stelt dat in geval van tekortkoming door de rechtspersoon aan deze verplichtingen de bestuurders die belast zijn met de dagelijkse leiding van de vennootschap hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de tekortkoming die te wijten is aan een fout in de zin van artikel 1382 BW die ze hebben begaan bij het besturen van de rechtspersoon.

Foutvermoeden bij herhaalde niet-betaling van fiscale schulden

De herhaalde niet-betaling  van deze fiscale verplichtingen wordt, behoudens tegenbewijs, vermoed voort te vloeien uit deze fout.  Onder herhaalde niet-betaling wordt verstaan, zowel de trimesteriële schuldeiser die minstens 2 vervallen schulden binnen een termijn van een jaar niet voldoet, als de maandelijkse schuldenaar die binnen deze termijn minstens drie vervallen schulden niet voldoet.  

Deze herhaalde niet-betaling wordt niet als een vermoeden van fout aanzien wanneer de niet-betaling het gevolg is van financiële moeilijkheden die aanleiding hebben gegeven tot het openen van de procedure tot gerechtelijk akkoord, faillissement of van gerechtelijke ontbinding. In praktijk merken we dat dit niet automatisch leidt tot de opheffing van dit foutvermoeden. Dit gebeurt slechts wanneer deze niet-betaling uitsluitend te wijten is aan de financiële moeilijkheden. In praktijk zullen bestuurders die te lang hebben gewacht om het faillissement aan te vragen en gedurende deze periode deze fiscale verplichtingen niet hebben nagekomen, vermoed worden een fout te hebben begaan en veelal veroordeeld worden om persoonlijk de achterstallige bedragen te voldoen.

Voor RSZ-schulden is er zelfs een onweerlegbaar vermoeden van fout wanneer de bestuurders de vijf jaar voorafgaand aan de faillietverklaring betrokken waren bij minstens twee faillissementen, vereffeningen of gelijkaardige operaties met sociale zekerheidsschulden.

Ook oprichters mogelijk aansprakelijk

Tevens merken we op dat bij een faillissement dat binnen de drie jaar na oprichting uitgesproken wordt, de oprichters persoonlijk aansprakelijk kunnen worden gesteld wanneer het maatschappelijke kapitaal bij oprichting kennelijk ontoereikend was voor de normale uitoefening van de voorgenomen bedrijvigheid over ten minste twee jaar.

Wanneer bij een faillissement de schulden de baten overtreffen kunnen bestuurders persoonlijk aansprakelijk worden gesteld voor dit tekort indien zij een kennelijke grove fout hebben begaan die bijdroeg tot het faillissement. Bij een bvba vindt deze regel geen toepassing wanneer de omzet de afgelopen drie jaar gemiddeld lager was dan EUR 620.000,- en het balanstotaal bij het einde van het laatste boekjaar niet hoger was dan EUR 370.000,-.

Auteur: Dennis Wollants – Advocaat