actualités

Het nieuwe vennootschapsrecht – welke bepalingen zijn wanneer van kracht? En wat met de lopende aandeelhoudersovereenkomsten?

22
11
‘19

Nieuwe vennootschappen

Voor nieuwe vennootschappen die vanaf 1 mei 2019 worden opgericht (neerlegging oprichtingsakte vanaf 1 mei 2019), is het duidelijk: het nieuwe wetboek vennootschappen en verenigingen (“WVV”) is onmiddellijk van kracht. Voor deze nieuwe vennootschappen wordt de kapitaalloze BV dé vennootschapsvorm bij uitstek.

Bestaande vennootschappen

Voor bestaande vennootschappen is de situatie iets complexer:

  • Vanaf 1 mei 2019 kunnen zij ervoor opteren om het nieuwe WVV toe te passen, via een zgn. opt-in. Dit vereist een statutenwijziging voor notaris waarmee de statuten volledig in overeenstemming worden gebracht met de nieuwe regels, met publicatie in het Belgisch Staatblad.

  • Doen ze dit niet, dan hebben alleszins al volgende bepalingen van het nieuwe WVV onmiddellijke werking vanaf 1 mei 2019:

    – de statutaire zetelleer (nieuw artikel 110 WIPR):  de voorheen geldende werkelijke zetelleer valt weg. 

    – de nieuwe geschillenregeling (waaronder de uitkoopregeling) heeft onmiddellijke toepassing op geschillen die voor de rechtbank worden ingeleid vanaf 1 mei 2019

  • Vanaf 1 januari 2020 zijn vennootschappen verplicht om, bij de eerstvolgende statutenwijziging, hun statuten in overeenstemming te brengen met het nieuwe WVV. Dit moet ten laatste gebeurd zijn uiterlijk 1 januari 2024 (zie hierover onze eerdere bijdrage).
  • Hoe dan ook zijn vanaf 1 januari 2020 volgende bepalingen dwingend van kracht, ook al werden de statuten nog niet aangepast(!):

    – de nieuwe benamingen en afkortingsvormen van vennootschappen (art. 1:5 WVV). Zo wordt een BVBA een BV, een CVBA een CV.  Dit zou zich moeten reflecteren in alle externe communicatie: website, correspondentie, facturatie…

    – de uitsluiting van arbeidsovereenkomsten voor bestuurders (art. 5:70 WVV en 7:85 WV), leden van de raad van toezicht (art. 7:105 §2 WVV)  en de directieraad (art. 7:107 WVV)

    – de belangenconflictregeling op niveau bestuur (art. 5:76, 7:96 en 9:8 WVV)

    – de regeling voor winstuitkering in de BV (art. 5:141 tot 5:144 WVV)

    – de regels rond de bestuurdersaansprakelijkheid (art. 2:56 tot 2:58 WVV)

    – de nietigheid van besluiten van bestuur en algemene vergadering (organen)  (art. 2:41 tot 2:48 WVV)

    – de regels met betrekking tot vereffening (art. 2:76 tot 2:108 WVV)

    – de regels rond de gerechtelijke ontbinding om wettige redenen (art. 2:73 tot2:75 WVV)

    – de mogelijkheid tot inzage van het aandeelhoudersregister (art. 5:24, 6:24 en 7:28 WVV)

    – de alarmbelprocedure in de BV (art. 5:153 WV)

    – de hoofdelijke aansprakelijkheid van een bestuursorgaan van een VZW bij omzetting (art. 14:45 en 14:50 WVV).

    – een aantal dwingende bepalingen van het “oude” Wetboek Vennootschappen worden afgeschaft. Zo wordt de maximum grens van 20% bij inkoop van eigen aandelen opgegeven.

    Verder worden ook de aanvullende bepalingen van het nieuwe WVV van toepassing, voor zover zij niet door de bestaande statutaire clausules van de vennootschap werden uitgesloten. De bestaande statuten, tot zolang zij niet werden aangepast aan het nieuwe WVV (en voor zover ze niet indruisen tegen de voornoemde dwingende bepalingen van het nieuwe WVV), blijven dus primeren op de aanvullende bepalingen in de nieuwe wet.  Afspraken in de statuten over het aantal bestuurders, over voordrachtregelingen, overdrachtsbeperkingen etc. blijven dus onverkort van toepassing. 

  • Vanaf 1 januari 2020 vindt ook de omschakeling naar een kapitaalloze BVBA en CVBA plaats: het volgestorte gedeelte van het kapitaal van een BVBA, en de wettelijke reserve, worden van rechtswege omgevormd in een statutaire onbeschikbare eigen vermogensrekening (die nadien eventueel beschikbaar kan worden gemaakt via beslissing van de algemene vergadering met een meerderheid vereist voor de wijziging van statuten). Hetzelfde geldt voor het volgestorte gedeelte van het vast gedeelte van het kapitaal en de wettelijke reserve van een CVBA.   Het niet volgestorte gedeelte wordt omgevormd in een eigen vermogensrekening “niet opgevraagde inbrengen”. Bij volstorting vindt een overboeking plaats naar de statutaire onbeschikbare eigen vermogensrekening.

    En wat met de lopende aandeelhoudersovereenkomsten?

     Het WVV bepaalt niet dat het onmiddellijk van toepassing is op lopende overeenkomsten, zodat deze beheerst blijven door de “oude” wet. Enige uitzondering hierop zijn de dwingende bepalingen in het nieuwe WVV die wel onmiddellijke toepassing vinden. Dit betekent dat clausules in de aandeelhoudersovereenkomst die tegenstrijdig zijn met deze dwingend bepalingen, van rechtswege nietig zijn. Elke bepaling in de statuten, in een overeenkomst of een eenzijdige wilsuiting die strijdig is met de bepalingen van dit artikel wordt voor niet geschreven gehouden. 

    Een voorbeeld: 

    art. 2:58 WVV met betrekking tot de bestuurdersaansprakelijkheid bepaalt (1) dat de aansprakelijkheid van een lid van een bestuursorgaan of dagelijks bestuurder niet verder kan worden beperkt dan vermeld in artikel 2:57 (gestaffelde plafondbedragen in functie van de grootte van de onderneming),en (2) de rechtspersoon, zijn dochtervennootschappen of de door hem gecontroleerde entiteiten de in het eerste lid vermelde personen niet vooraf mogen exonereren of vrijwaren voor hun aansprakelijkheid jegens de vennootschap of jegens derden.  Alzo zullen bestaande vrijwaringsbedingen in een aandeelhoudersovereenkomst, of in een lopend contract tussen bestuurder en de vennootschap, vanaf  1 januari 2020 van  rechtswege nietig zijn in zoverre zij art. 2:58 WVV schenden. Opgelet: vrijwaringsbedingen waarbij een moedervennootschap, of aandeelhouder van de vennootschap een bestuurder van de vennootschap vrijwaart, blijven wel geldig. Uiteraard kan de vennootschap ook nog steeds een aansprakelijkheidsverzekering afsluiten voor haar bestuurders.

    Omgekeerd zijn de plafondbedragen voorzien in art. 2:57 WVV automatisch van toepassing vanaf 1 januari 2020. Dit kan een goede reden zijn om al eerder via opt-in voor toepassing van de nieuwe wet te kiezen.

    Hoe dan ook zal het raadzaam zijn om de bestaande aandeelhoudersovereenkomsten goed te herbekijken, in het licht van het nieuwe WVV,  en dit uiterlijk op het moment dat geopteerd wordt voor de nieuwe wet, zij het via een opt-in voor 1 januari 2020, of bij een eerste statutenwijziging na 1 januari 2020.

    ****

    Corbus staat u graag bij in deze overgangssituatie, om uw statuten en/of aandeelhoudersovereenkomsten tijdig na te kijken en aan te passen aan de nieuwe regels. 

    Aarzel niet om ons te contacteren mocht u hierover verdere vragen hebben.

    Dirk Huygens

    Corbus Advocaten cvba